De kern
Het luchtalarm ging en iedereen rende met mondkapjes naar de auto's. Zo snel mogelijk probeerde ze te vluchten tegen de straling. Over een aantal uren zal heel Nederland verdwijnen door de explosie. Niks zal van dit kikkerlandje overblijven.
'Laila kom,' riep moeder die met een doek voor haar mond naar de auto rende.
'Mam,' riep ik, maar liet haar hand niet los.
'We moeten zo snel mogelijk de auto in en het land uit,' riep vader en pakten me bij mijn middel, maar struikelde. Ik rolde over de stenen van de stoep. Vader wilde me halen, maar kwam niet door de menigte.
'Papa,' riep ik.
'Laila,' riep hij terug. Zijn stem stierf weg. Ik hoorde helemaal niks meer en ik rende achter hem aan, maar viel neer door de vreselijke pijn in de benen. 'PAP!' schreeuwde ik tegen het niets. Een grote knal kwam vanuit de kerncentrale dat op een berg stond.
De kerncentrale had vele jaren voor energie gezorgd, maar er was per ongeluk een uranium staaf gesprongen. Een grote rookwolk in de vorm van een roos lichtte de hele stad op. Ik hoestte van de rook en de hitte kwam steeds dichterbij. Ik zocht naar een schuilplek, maar ik kon niks vinden.
'Help,' riep ik met een droge stem.
'Ik bescherm je,' zei ineens een jongensachtige stem. Even dacht ik dat het vader was, maar toen ik de groene ogen van een jongen zag, was mijn hoop verloren. De jongen had een koelkast vast en duwde me eronder.
'Blijf eronder liggen tot ik je weer roep,' riep hij en ik ging onder de koelkast liggen. Het werd steeds warmer, maar het was gelukkig veilig.
Ik probeerde rustig te ademen, maar de hitte haalde me in en ik viel weg de donkere ruimte in.
Uren gingen voorbij en ik wist dat ik dood was. Koelkasten hielpen niet. Een klein lichtje vulde de donkere ruimte. Er stak een hand onder de koelkast en trok me eronder vandaan. Het was de jongen die me eronder had geduwd. Ik keek om me heen en ik zag wat de kerncentrale had aangericht. Heel Nederland was verwoest door de ontploffing, maar hoe kon het dat deze jongen het overleefd had. De straling had hem allang uitgeschakeld moeten hebben. De jongen keek me aan. Hij had lichtgevende groene ogen en zijn bruine stekeltjes haar zat onder het zand.
'Hoe gaat het met je?' Vroeg hij en keek even om zich heen.
'Ik ben Laila en jij?' Vroeg ik beleeft terug. De jongen keek wat ongemakkelijk, maar zei toen: 'Ik ben 301.' Meer kwam er niet uit. Geen naam of geen achternaam.
'301? Is dat alles,' Vroeg ik, maar er kwam geen woord uit de jongen.
'Kom we moeten een veilig plekje voor je zoeken,' zei hij en liep de verwoeste straat uit. Alles wat er van over was, was een oud pakhuis die blijkbaar goede fundering had. De jongen die dus 301 heette, liep naar binnen en hielde de deur voor me open. 'Kom je nog of wil je buiten blijven dood gaan,' riep 301. Ik twijfelde, maar besloot om toch maar naar binnen te gaan.
Het pakhuis was vanbinnen tot de grond verwoest. Het enige wat er in de hoek stond was een kist van lood. Iets waar de straling zo ie zo niet doorheen kon. 'Wil je wat drinken?' Vroeg 301 en haalde uit de kist twee blikjes cola. 301 gaf er een aan mij. Het blikje was warm en ik durfde hem eigenlijk niet te openen. 'Drink.' Ik keek naar de jongen die nu op de grond ging zitten. Ik trok het lipje naar achter en met een harde tik ging het blikje open en er spoot een fontein van cola uit het blikje. Het kwam door de warmte.
Na een seconde was het meeste eruit en ik dronk het beetje dat er nog in zat.
'Drink niet alles op,' riep 301 en pakte me bij mijn arm. Ik schrok van hem en liet het blikje op de grond vallen waardoor het restje cola eruit droop.
De hand van de jongen was gloeiend heet. 301 trok snel zijn hand weg. Er bleef een rode vlek op mijn arm zitten.
'Ik wilde je dit geven.' De jongen hield een capsule pil op en gebaarde dat ik hem in moest nemen.
'Waarom?' Bracht ik eruit. 'Het helpt tegen de straling, voorlopig iedere geval. Daarna moeten we je het land uit zien te krijgen,' zei 301 en ik pakte de capsule aan. Met een snel gebaar stak ik het in mijn mond en slikte het door. Het was met veel moeite als je geen water of ander drinken had. Ik voelde de capsule in mijn keel naar beden glijden en liet een wat branderig gevoel achter.
Ik keek 301 aan en nu vielen mij de neon groene ogen meer op. Zijn donkere ongekamde haar gaf het nog een bijzonder effect aan.
'Zeg 301, vertel nog eens wat over jezelf,' zei ik en ging op de kist zitten. 301 keek wat ongemakkelijk de ruimte door en ging toen op de grond zitten. 'Nou het enige wat ik nog weet is dat ik.' Toen zag ik hem voor hem uit staren en op een bijzondere manier begonnen zijn ogen te gloeien. 'Je moet hier weg en snel,' zei hij toonloos en kwam weer bij.
'Sorry, als ik over mezelf praat, dan schiet er een elektrische schok door me heen en dan vergeet ik alles,' zei hij en stond op, pakte me bij mijn arm en sleepte me mee het gebouw uit.
'Maar mag ik dan wel vragen, wat je echte naam is en wat je bent?' Vroeg ik en de jongen draaide zich om en zei toen zo snel dat ik het net kon horen; 'Mijn echte naam is Rani van Uranium.'
Ik keek hem met geschrokken ogen aan en rukte me los uit zijn greep. 'Vandaar die groene ogen, vandaar die warme gloed. Je...Je... Bent een kerndeeltje, maar hoe?' Ik was zo geschrokken dat ik het nog warmer begon te krijgen dan het nu was.
'Ik zal het vertellen, maar als ik uitgepraat ben, moet je hier zo snel mogelijk weg,' zei hij en begon even met zichzelf te vechten.
'Ik ben drie jaar geleden ontdekt door een laborant die aan het experimenteren was met allerlei stoffen. Toen hij een opdracht kreeg een een uranium deeltje te onderzoeken en toen werd ik geboren, uit die ene uranium deeltje,' zei hij, pakte alweer mijn arm en rende door.
'Je moet hier weg, je bent al blootgesteld aan de straling en met mij erbij, zul je niet meer dan een uur hebben om te leven.
'Maar moet ik nu Rani of 301 zeggen,' hijgde ik. '301 is genoeg,' riep hij terug.
We kwamen aan bij een opgedroogde vlakte waar Schiphol had moeten staan.
'Dit moet Schiphol zijn geweest,' zei ik nog hijgend van het rennen.
De jongen stak een hand in zijn zak en haalde weer een capsule eruit. 'Neem deze, dat zal de aftakeling remmen. Ik nam de capsule aan en stak het gelijk mijn mond ik en slikte het door.
Weer dat branderig gevoel deed me kokhalzen. 301 wees naar een neergestort vliegtuig.
'Daar kan je slapen,' zei hij en we liepen naar het vliegtuig.
De zon ging langzaam onder, als we een rustig plekje tussen het afval zoeken. Rani ook wel 301 genoemd bleef staan en keek strak voor zich uit.
De uren verstreken en de zon tikte nog met zijn bovenkant de horizon aan voordat hij verdween.
Ik trok mijn knieën op en dacht alleen maar aan mijn ouders. Zouden ze naar me zoeken, of denken ze dat ik dood ben?
Ik zuchtte en 301 draaide zich om en zijn felgroene ogen schenen in de mijne. 'Zei je wat?' Vroeg hij en besloot om maar te zitten.
'Nee, ik maak me gewoon zorgen om mijn ouders,' zei ik. 301 keek weg en pakte een stuk metaal en sneed in zijn arm. Fluorescerend groen bloed stroomde langzaam op de aarde. 'Wat doe je?' Riep ik geschrokken.
301 keek me met een glimlach aan en kroop naar me toe.
Zijn trui gaf nu licht en naarmate hij dichterbij kwam, hoe banger ik werd. 'Rustig ik wil wat proberen,' zei hij en doopte zijn vinger in het bloed, maakte een sneetje in mijn arm en liet drie kleine druppels bloed in mijn arm vallen.
Het voelde eerst warm aan, maar al snel tintelde me hele lichaam en ik viel met een schok naar achter.
Even bleef ik zo liggen tot het gevoel weg ebde.
'Wat...Wat heb je gedaan?' Vroeg ik aan 301.
'Ik heb je tot me gemaakt, vanaf nu ben je mijn eigendom.' Ik keek hem niet begrijpend aan, maar bekeek mijn handen en inderdaad ze gaven licht. 'Maar hoe?'
'Ik wilde wachten tot je een beetje gekalmeerd was en ik kan het alleen als het avond is,' zei 301 en hield zijn bebloede hand op.
'Vanaf nu ben jij 302 en samen zijn wij de kern.'
Er zijn nog geen reacties.