Chapter One
Aan het begin van de dag was het bewolkt met een waterig zonnetje dat af en toe door het wolkendek kon schijnen. Dit duurde echter niet lang. Op het moment dat iedereen voor de deur stond te wachten tot hij open ging waren de wolken gebroken en begon het te regenen. Het perfecte weer op een dag als deze.
'Heb je je paraplu bij je?' vroeg een vrouw aan haar zoon.
'Nee,' antwoordde hij kort. Hij vond het niet erg dat het regende. Hij stak zijn handen in zijn zak en trapte tegen een steentje aan dat vlak bij zijn voet lag. Dit deed hij tot al de steentjes aan zijn voeten verdwenen waren, pas toen had hij de moed om zijn hoofd op te tillen en te kijken naar de menigte waar hij ook een deel van uit maakte. Een groot deel van de menigte bestond uit mensen van zijn leeftijd. Allemaal droegen ze zwarte kleding en geen van alle keek vrolijk. Uiteindelijk zag de jongen van negentien jaar een paar van zijn vrienden staan en liep erheen.
'Heey Tom. Hoe gaat het?' vroeg Liam somber. Liam was een jongen met kort bruin haar en blauwe ogen. Tom had donkerblond haar en lichtbruine ogen. Hij haalde zijn schouders op. Uit zijn zak haalde hij een sigaret, stak hem aan om vervolgens een diepe hijs te nemen.
'Kut natuurlijk,' antwoordde hij terwijl hij de rook uitblies. Naast Liam stond Duvessa. Duvessa had zwarte dreads in haar haar en stond met versleten kleding ook een sigaret te roken. Haar ogen waren rood van het huilen geworden en op dit moment was ze niet meer in het bezit van tranen om ze te laten lopen. Maar af en toe klonk er wel een snik. Tom omarmde haar maar liet al snel los. Hij was geen gevoelig type. Daarom stonden zijn ogen niet rood.Hij had wel gehuild. Maar niet hier
Nooit voor zijn vrienden.
De witte deuren gingen eindelijk open en de massa mensen stroomden naar binnen. Tom, Liam en Duvessa liepen als laatste naar binnen en stonden helemaal achter in de zaal. Een vrouw met blond haar van de voorste rij keek de zaal rond totdat ze hun zag, ze kwam naar achter lopen en dwong ze mee naar de eerste rij om daar te zitten. Tom wilde daar niet zitten. Het maakte dat de afgelopen dagen werkelijkheid waren en dat hij dus niet wakker zou worden. Hij was nou eenmaal al wakker.
Voor hem stond de kist. In de kist lag het meisje dat voor de afgelopen zes jaar zijn beste vriendin is geweest. Haar bruine haar lag om haar gezicht heen en raakte haar schouders. Het meisje was in het bezit van de mooiste donkerbruine ogen die Tom ooit gezien had. Nu waren deze ogen gesloten en ze zouden nooit meer open gaan. Niet voor hem en de mensen om hem heen tenminste.
Haar gezicht was opgemaakt en als je een beetje fantasie had kon je zelfs een glimlach ontdekken. Maar dat was alleen voor de mensen die het meest aan haar gehecht waren. De borst van het meisje lag angstaanjagend stil. Ze bewogen niet op en neer zoals bij een levend persoon. Dit meisje lag, tot groot verdriet en ergernis van zowel Tom, Liam en Duvessa, doodstil.
Uiteindelijk begonnen de mensen een voor een te spreken over wat een groots verlies ze hebben geleden, maar het schoot Tom allemaal voorbij. Voor hij het wist liep hij achter de kistdragers. De kistdragers waren gehuurd en geen van de kistdragers had het hart te vertellen dat de kist toch wel griezelig licht was voor een persoon die overleden was. Bij het graf aangekomen werd de kist in een gat van twee meter diep gelegd. Op de kist kwam daarna steeds meer aarde te liggen tot het weer gelijk gemaakt was met de rest van het land. Boven op de aarde werden er vele vers ruikende bloemen neergelegd en na een tijdje verdwenen er steeds meer mensen. Maar Tom, Liam en Duvessa bleven voor het graf staan. Ze konden nog steeds niet geloven wat er was gebeurd. Blijkbaar was een auto genoeg om het leven van een meisje af te nemen.
Tom veegde met zijn voet de bloemen opzij totdat hij de grijze grafsteen zag. Vers gegraveerd en rijkelijk versierd met krullen stond er dat daar Lysanne lag en dat zij daar rustte tot in de eeuwigheid. De grafsteen was een werkelijkheid die ze alle drie zo graag wilde ontkennen.
Ze hadden niet door dat, nog geen honderd meter verderop, een persoon stond. Deze persoon had een mantel met een kap die ver over het hoofd was getrokken zodat niemand zich later kon herinneren hoe diegene eruit zag. De persoon leunde tegen een boom aan en onder de kap kwam een grote glimlach tevoorschijn.
Reageer (1)
Ik plaats alvast een bladwijzer, en kijk het aan.
1 decennium geledenAls ik het lijk vind plaats ik een abo:)