Hoofdstuk 5
15 januari 2013
De regen maakte zijn eigen muziek, zijn eigen unieke ritme. Elke bui had een ander, eerst leek het altijd onsamenhangend maar na een tijdje merkte je de regelmaat erin. De schoonheid. Er waren zoveel kleine dingen waaraan mensen niet denken, dingen die ze niet eens proberen te waarderen. Hij keek uit het raam en zuchtte. Matthew, meestal gewoon Matt genoemd, lette wel vaker op die kleine details. Alleen vertelde hij het niemand, want zijn vrienden zouden het toch niet begrijpen. Zijn vader zou het alleen maar verdriet doen en zijn zus... Die was te jong om dat te begrijpen. Zij had het nooit geleerd, naar die kleine dingen luisteren of kijken. Want dat was iets wat zijn moeder hem geleerd had.
Zijn moeder kon hij nog amper herinneren, hij was 7 toen ze stierf. Zijn zusje, Alice, was nog maar 2 geweest. Hij haatte het feit dat hij haar niet meer herinnerde, dat de dingen vervaagden elk jaar maar weer. Hij wist amper nog hoe ze eruit zag, alleen als hij naar een foto keek wist hij weer hoe blond haar haar was, hoe mooi haar lach. Zijn moeder was geliefd geweest door zoveel mensen, zijn vader vertelde hem altijd dat hij nog elke dag dat ze samen waren hij niet kon geloven dat ze hem had gekozen. De liefde van zijn ouders was als een sprookje, met een droef, hartverscheurend einde.
Al toen hij klein was, liet ze hem dingen horen die niemand anders hoorde. Vaak zaten ze buiten in de tuin, soms was ze een verhaal aan het voorlezen en stopte ze gewoon midden in haar zin. 'Luister Matt, kun je het horen?' Hij concentreerde zich dan altijd heel erg op de stilte. Het duurde altijd een tijd voordat hij hoorde wat ze bedoelde, het was als een zoektocht voor hem. Soms was het een vogel, die prachtig zong. Of een van de buren die aan het zingen was, of een vrouw die haar kind liefhebbend in slaap zong, een jongen die tevergeefs het hart van zijn geliefde probeerde te winnen door een gedicht aan haar voor te dragen,... Nooit was het bijna hetzelfde, maar altijd was het even prachtig.
Toen ze stierf, hoorde hij een lange tijd niks meer. Hij vergat de kleine dingen, rouwde om de dood van zijn moeder. Niemand begreep hem, niemand wist wat hem kon opbeuren. Niemand wist iets van hun spelletje, hetgeen waar hij zoveel van hield. Het had lang geduurd voor hij erover was geraakt, voor hij zich over het verdriet heen zette. Maar wat verwacht je van een jongetje van 7, een jongetje wat zijn grootste verdriet ervoor een schaafwonde van het vallen was geweest? Maar toen hij de vogel weer hoorde, die een paar tuinen verder zijn prachtige zang weer herhaalde, snapte hij dat de dood geen einde was. Het was een gebeurtenis zoals alle andere, en het leven zou gewoon doorgaan. Maar zijn moeder zou altijd over hem waken, zou hem altijd beschermen. Dat gevoel had hij gewoon, hoe jong hij ook nog maar was. Het had hem sterker gemaakt dan de andere kinderen, die al bij de kleinste problemen woedend en verdrietig werden. Het had hem misschien wel hard gemaakt, maar hij was gelukkig. Of beter gezegd hij had alles om gelukkig te zijn, hij was populair, had een vriendin, iedereen wilde hem zijn. Hij was een voetbal ster al sinds hij klein was, leerde alles goed. Maar toch had hij soms het gevoel dat er wat ontbreekte, of iemand. Op die momenten ging hij weer troost zoeken in de kleine dingen, die andere ongemerkt voorbij gingen.
Zo kwam het ook dat hij haar zag, overal waar hij ging.
Reageer (1)
mooi geschreven (:
1 decennium geleden