Hoofdstuk 1
Het eerste wat me op viel toen ik mijn ogen open deed, was het licht. Vlak daarna de kleuren. Het was een warm licht die de kleuren ook verwarmde. En niet alleen maakte het de kleuren warmer, het voelde warm aan. Alsof er miljoenen kleine vlammetjes je huid kusten. Maar niet vervelend. Absoluut niet. Voorzichtig liet ik mijn hand over het zachte groene gras gaan. Dat was er bij ons maar een paar dagen per jaar, als we al geluk hadden, en dan zag het er niet zo uit. Voorzichtig stond ik op. Mijn jurk nam automatisch de kleur van het gras aan. Ik vond dit veel mooier dan het witte van normaal. Ik keek om me heen. Welke kant zou ik uit moeten? Ik draaide nog een doelloos rondje toen ik boven me een kraai hoorde. Met een ruk keek ik op. De kraai keek me helder en uitdagend aan en vloog een stukje verder. Daar ging hij op een tak zitten en kraaide weer.
"Kun je me niet gewoon even vertellen waar ik heen moet?" Ik zuchtte en liep achter hem aan. Toen ik vlak bij de vogel was vloog hij op, en ging een bocht om. Ik ging er op een holletje achter aan. De kraai vloog niet snel, maar toch moest ik blijven rennen om hem bij te houden. Ik fixeerde mijn ogen op de zwarte vlek voor me tot ik aan de rand van een open plek kwam. Daar stopte ik. De begroeing was hier minder dicht en ik wist dat dit ongeveer de rand van het bos moest zijn. Voor me verrees een groot, oud huis zich. Achter de ramen zag ik mensen bewegen. Ze hadden me verteld dat ik onzichtbaar zou zijn, maar ik wist het opeens niet meer zo zeker. Ik kon de auto's op de weg een stukje verderop horen. De kraai was op het dak gaan zitten, maar ik had allang begrepen dat dit het huis zou zijn waar ik zou verblijven. De mensen daar binnen zouden een aantal weken, maanden mijn familie zijn. Ze zouden niet anders weten dan dat ik hun dochter was. Het was eigenlijk eng hoe makkelijk ze te beinvloeden waren. Ik keek achterom. De groene dichtheid was aanlokkelijk. Maar het zou vrij nutteloos zijn om terug te gaan. Ik haalde diep adem en stapte de open plek op. Ik zou hoogstens zichtbaar zijn als een windvlaag over het gras of een werveling van blaadjes. Toen ik halverwege de open plek was vloog de kraai op van het dak en een raam op de hoogste verdieping in. Daar moest ik dus zijn. Ik opende voorzichtig de achterdeur. Niet dat de inwoners zouden merken of hij open of dicht ging. Ik stond even stil en keek de ruimte rond. Dit moest de keuken zijn. Er stond een eikenhouten tafel tegen de muur en een groot aanrecht. De zon viel door het raam naar binnen en kleurde het dwarrelende stof goud. Ik schrok toen de deur open ging en er een vrouw naar binnnen liep. Ze pakte een paar pannen uit de kastjes en begon te koken. Ik bestudeerde haar. Ze had bruin haar en een elegante houding. Ze maakte preciese bewegingen alsof ze precies wist wat ze deed, wat natuurlijk ook zo was. Ik wou dichterbij lopen toen de deur weer open vloog.
"Mama! Kijk eens!" Het was een klein meisje met goudblonde krulletjes. Ze hield een tekening omhoog.
"Ach wat mooi! Zal ik hem bij de rest hangen?"
Het meisje knikte. Kinderen waren gevaarlijk. Ze waren veel oplettender en zagen veel meer. Ik moest de ruimte eigenlijk uit. Ik wou me in beweging zetten toen de deur alweer open ging.
"Johanna, hoe laat eten we?" Een stevige man met donker haar en groene ogen. Hij was duidelijk de baas.
"Ik ga nu koken, dus binnen drie kwartier."
"Je weet dat ik vanavond een vergadering heb."
"Als je het niet haalt, dan eet je maar een boterham."
De man vertrok mopperend weer uit de keuken. Toch niet zo de baas. Ik liep snel achter hem aan. Na de keuken kwam ik in een grote woonkamer. Van alle kanten kwam licht naar binnen. In de hoek onder een aantal ramen stond een grote hoekbank en aan de andere kant van de kamer een grote tafel. Het meisje zat er te tekenen. Aan de muur tegenover de bank hing een tv.
"Anna! Wil je de tafel even komen dekken?" Het meisje sprong op en rende de keuken in. Ik nam de deur naast de Tv. Hij kwam uit op een halletje waar, godzijdank, een trap was. Ik was al bang dat ik nog uren moest zoeken in dit huis. Ik liep hem snel op en kwam op de volgende verdieping met meerdere deuren. De trap ging in een hoek door, dus ik volgde die. De zolderverdieping was stoffig. Maar ik wist dat daar snel verandering in zou komen. Er was maar een deur. Ik duwde hem voorzichtig open en stond in een grote kamer waar het zonlicht naar binnnen scheen. 's avonds zonlicht in mijn kamer, fijn. Voor mij stonden er al spullen. Een bed, een kast, een bureau en een kleiner kastje. Voor de bewoners van het huis waren de meubels niet zichtbaar. Dat werden ze in een paar dagen wel, net als ik. De verdere toevoegingen aan mijn kamer, zou ik zelf moeten maken. Ik ging op mijn bed zitten en keek rond. Ik keek op van een beweging, en in mijn raam zat een kraai. Daar zou ik nog niet vanaf komen.
"Oke, als wij de komende tijd toch samen opgescheept zitten, dan zal ik me even voorstellen. Ik ben Clarissa."
Reageer (2)
Geweldig eerste hoofdstuk
1 decennium geledenxx Bladwijzer
Het klinkt nu al veelbelovend. Ik neem weer een abo!
1 decennium geledenBedankt voor het waarschuwen.