03~
Het is stil aan het ontbijt. Je zou het kunnen omschrijven als een ongemakkelijke stilte. De stilte voor de storm. De stilte voor dat je je oma de grond in ziet verdwijnen. Zo eentje. Het laatste slokje melk glijdt door mijn keel. Ik heb ze nog niet aangekeken. Geen van allen. Ik leg netjes mijn handen op mijn schoot en wacht totdat iedereen klaar is. Niet veel later ben ik weer op mijn kamer. Alleen. Boek op schoot. Zoals het hoort te zijn. Er klinkt een klein klopje op de deur voordat hij open zwaait en mijn moeder binnenkomt. 'Belle, tijd voor boodschappen.' Ze duwt me een lijstje in mijn handen en werpt nog snel afkeurende blik naar mijn boek. Het boek had ik dan ook zeker niet van haar gekregen. Ik kreeg hem van mijn oma. Het lijstje was kort, gelukkig. Ik haal mijn rode cape uit mijn kast en sla hem om me heen. Dat geeft mij altijd een heerlijk gevoel. Ik voel me anders, herboren. Het gevoel alsof je nieuw ben in een stad en je kunt zijn wie je écht bent. Ik stap in mijn rode muiltjes en sla de zware voordeur achter me dicht. Het duurt even voordat ik uit de grote schaduw van mijn huis gelopen ben. Het grote oude huis staat in mijn ooghoek te pronken, zich uit te sloven voor de kleinere huizen in de straat. Ik sla mijn cape wat dichter en trek de kap over mijn hoofd. Men weett wie ik ben. Iedere morgen loop ik met mijn rieten mand door de straat naar de buurtwinkel. Ze weten dat ik gek ben. Ten minste zo noemt mijn moeder me. Gek. Abnormaal. Je mag toch zeker geloven in wat je zelf wilt?
Ik hoor gefluit komen vanaf de andere kant van de straat. Een groep jongens staat daar te "chillen", een fenomeen wat ik nooit gesnapt hebt. Evenals het fenomeen vrienden, ik snap het gewoon niet. 'Hey, Roodkapje! Kijk je wel uit voor de grote boze wolf!' Het gelach klinkt luid in mijn oren, maar de pijn die ik in mijn hart voel is erger. Ik kijk naar beneden, weiger ze een blik te gunnen. Wacht maar. Wacht. Maar.
Het belletje van de buurtwinkel haalt me uit mijn gedachtegang. Ik doe de kap van mijn hoofd af en loop meteen naar de zuivelafdeling van de winkel. De melk en de kaas leg ik in mijn mandje. Ook de andere dingen van het lijstje vind ik snel. Ik ken de winkel even goed als dat ik mijn huis ken. Ik ben verantwoordelijk voor de boodschappen. Aan de kassa staat Elike, zoals altijd. 'Ah, Belle, daar ben je weer! Wat wordt het nu? Laat maar raden; kaas, melk, bonen, zalm en pindakaas?' Ze schenkt me de grote glimlach die ze altijd op zich draagt. 'Bijna.' Antwoord ik lachend terwijl ik mijn boodschappen uitstal op de toonbank. 'Aah, jam in plaats van pindakaas. Had het kunnen weten.' Ze lacht terwijl ze de boodschappen scant. Ik betaal en stop het wisselgeld en de bon in mijn mandje. De boodschappen leg ik er bovenop voordat ik ze afdek met een geruiten theedoek. 'En nog wat nieuws ontdekt in het boek?' Ik schud van "nee". Elike weet alles van mijn boek. Ik vertel haar altijd al mijn bevindingen en ze luisterd. Of ze me geloofd weet ik niet, maar ze luisterd. Ze is de enige. Kan ik haar dan een vriendin noemen? Ookal is ze al in de zestig? Ik groet haar en nadat ik het kleine belletje weer hoor, sta ik buiten in de harde wind. Mijn kap doe ik snel weer op. Ik loop stug door, wetend dat ik zo weer langs de jongens moet. Hè? Nu staan ze aan mijn kant van de straat. Ohnee. Nu herken ik ze pas goed. Ze zijn van mijn school. Mijn leerjaar. Mijn klas. Shit.
Reageer (1)
Rode cape <3 Ja, Elike mag vriendin genoemd worden
1 decennium geledenO_o... wat zijn die kinderen van plan???