Bevrijding - 255
“Mag ik vragen wie hier nog slaapt?”, vroeg meester Tsubasa toen we in ‘mijn’ gang waren.
“Momenteel niemand, Keylina en mijn ouders hadden hier een tijdlang hun kamers. Prinses Yue wil eerst vragen of ze nog vaak langskomen voor ze de kamers aan iemand anders geeft”, legde ik uit.
“Ah, ik begrijp het. Nou, anders dan thuis, maar zeker niet oncomfortabel.”
“Voor mij is dit thuis”, zuchtte ik. “Al zal de vuurnatie dat nu ook weer worden.”
“U bent hier lang geweest, is het niet?”
“Zestien jaar, om precies te zijn. Ik was zeventien toen ik aankwam, na twee jaar training in het leger. Maar ik wilde niet vechten, ik bleef achter na de aanval.”
“En toch nam de vuurheer u dat niet meteen kwalijk?”
“Nee, ik deed alsof ik niet op tijd bij de schepen raakte en zo zwaar gewond was dat ik niet kon tegenwerken toen ze me vonden, zodat ik zogezegd een spion voor hem was. Hij heeft me jarenlang geloofd.”
“Dan moet je het wel heel overtuigend gespeeld hebben, Azlaï vergiste zich niet snel in iemand.”
“Heel de stam speelde mee, ze wisten wat er op het spel stond. Zelfs de bewakers in de gevangenis, waar de admiraal een tijdje zat. Later heb ik bekend dat ik aan de kant van de waterstam stond, maar niet dat dat al die tijd zo geweest was. En daarna dekte Keylina me, zijn dochter vertrouwde hij zeker. Het heeft nog vier jaar geduurd voor hij me liet arresteren.”
“Knap”, moest Tsubasa toegeven.
“Als je iets echt wilt lukt dat meestal”, zei ik. “Hij heeft me tenslotte maar één keer gezien, de rest ging met brieven. Dan is een leugen veel makkelijker verkondigd.”
“Dat is waar”, gaf hij toe.
Reageer (1)
Ja dat heeft ze goed gedaan
1 decennium geleden