Schrijfwedstrijd xSunshineee & Wrennah, Opdracht 1
De man komt met een mes in zijn handen naar met toe gelopen. Mijn angst neemt toe. Kan ik vluchten? Ik kijk om me heen. Zoekend naar uitwegen. Ik moet de hoop niet opgeven. Het gaat me lukken om te ontsnappen van deze vreemde man.
'Zo wat zou ik eens met jou doen' De man doet nog een stap naar voren. Ik doe nog een stap naar achteren. Dat was niet een slimme zet. Ik voel de koude muur door mijn dunne shirt heen. Shit. De man doet nog een stap naar voren. Een grijns staat rond zijn lippen. Hij vindt het leuk. Hij vindt het leuk om mij bang te zien. Hij pakt mijn kin beet. En bekijkt me alsof ik een stuk vlees ben die hij moet goed keuren. Met een harde klap sla ik zijn hand weg.
'Blijf van me af' Schreeuw ik in zijn gezicht.
'Schat je maakt een grote fout' De grijns op zijn gezicht is verdwenen. De koudheid is in zijn ogen te zien. Ik wilde het liefst schreeuwen dat hij me geen schat moet noemen. Maar ik weet dat ik dan een grote fout maak. De man trekt me hard aan me haren mee naar binnen. Het is een houten huis. Het is niet groot. Hij geeft een harde ruk aan mijn haar. Ik klem mijn tanden op elkaar. Ik wil geen kik geven. Maar als hij nog een harde ruk geeft. Schreeuw ik het uit van de pijn. Wat wil deze man van me? Hij plaats me op een stoel. Een kleine houten stoel. Ik kijk om me heen. We zitten in een niet al te grote ruimte. Recht voor me staat een tafel met allemaal gereedschap. Ik slik meteen de brok in mijn keel weg. Wat is dit voor een man? Hij bindt mijn handen en voeten vast aan de stoel. Die met spijkers op de grond zit bevestigt. Ontsnappen gaat niet lukken. Hij heeft hier goed over nagedacht. Veel te goed.
'Hoe heet je?' Ik hou mijn mond. 'Dan niet. Dan straf ik je nog harder. Voor brutaal zijn en niet antwoorden' Een onmenselijke lach verlaat zijn mond. Ik heb een grote fout gemaakt. Een hele grote fout. Waarom moet ik ook zo dom zijn? De man loopt naar de tafel met gereedschap. Ik zie hem alles kritisch bekijken. Mijn hart begint sneller te kloppen. Mijn ademhaling wordt sneller. Hij komt terug met een tang in zijn hand. Ik hou voor een paar seconde mijn adem in.
'Zo dus je bent al bang' Op het gezicht van de man. Staat nog steeds een vuile grijns. Hij begint met het touw van mijn handen los te maken. Hij pakt mijn linker hand. Ik trek hem met een ruk terug.
'Niet doen!' Sist hij. Een harde klap volgt. Een klap met een tang. Zwarte spikkels beginnen voor mijn ogen te dansen. Snel probeer ik ze weg te knipperen. Maar ze willen niet weg. Een tang wordt op mijn pinknagel geplaatst. Ik kijk meteen weg. Nee. Dit wil ik niet zien. Dit wil ik niet voelen. De man begint kleine rukjes aan mijn nagel te geven. Steeds iets harder. Ik klem mijn kaken stijf op elkaar. Maar het helpt niet. Ik bijt nu op mijn wang. Het bloed proef ik in mijn mond. De man geeft een harde ruk aan de tang. Een gil verlaat mijn mond. Ik klap dubbel van de pijn. De tranen stromen over mijn wangen. Ik kijk naar mijn pink. Mijn pink is rood van bloed. Aan de tang zit een roze nagel. één van mijn roze gelakte nagels. De man moet er alleen maar om lachen. De tranen blijven over mijn wang rollen. Het enige wat ik nog voel is pijn.
De man raapt al mijn nagels op. Ook die van mijn tenen. De pijn is overal te voelen. De tranen blijven over mijn wangen stromen. Het bloed blijft over mijn vingers en tenen lopen. Het doet pijn. Verschrikkelijk pijn. Het liefst bloed ik dood ter plekken. Maar de man had niet dezelfde gedachten. Hij haalt een apparaat uit de kast. Dat lijkt op een infuus. In een zakje zit bloed. Gaat hij me nou bloed geven? Dat kan niet eens. Behalve. Behalve als hij me bloedgroep weet. Ik huiver van deze man. Ik ben bang voor hem. Voor zijn manier van martelen. Ik wil dit niet. Ik wil dood. Hij steekt het infuus in mijn arm, er komt meteen nieuw bloed in mijn lichaam. Godver. Hij wil me echt laten lijden.
Dit keer komt hij met een mes naar me toe gelopen. Het koude ijzer van het mes voel ik op mijn teen drukken. Hij begint heel langzaam zaag bewegingen te maken. Ik bijt harder op mijn wang. De smaak van bloed vult mijn mond. De tranen prikken in mijn ogen. Hij doet het heel langzaam. Zo langzaam mogelijk. Het bloed voel ik stromen. Hij doet het bij elke teen. Elke teen dat hij er af zaagt. Voel ik een steek in mijn voet. Bij elke vinger voel ik me lichaam veder weg gaan. Bij elke beweging die hij maakt met het mes. Groeit de afschuw voor deze man, de pijn en verlangen naar de dood.
Hij laat me even bijkomen van de pijn. Of ik dat wel wil. Mijn lichaam doet pijn. Overal. Hij wil gewoon dat ik dood ga van de pijn. En dan? Dan ben ik dood. Waarom schiet hij me niet gewoon neer. De man loopt weg. Naar boven. Ik voel me te slap om te ontsnappen. Nee. Ik zou het niet overleven. Ik kan niet eens normaal zitten. Hoe kan ik dan hier hooit weglopen? De man komt terug gelopen. Met een scherper en groter mes in zijn handen. Mijn hart gaat tekeer bij het zien van het mes. Hij komt naar me toe gelopen en pakt met een ruk mijn arm beet. Een kreun van de pijn verlaat mijn mond. Ik knijp mijn ogen stijf op elkaar. Ik wil dit niet zien. Hij steekt het mes diep in mijn huid. Het koude ijzer voel ik in mijn huid prikken en mijn bot raken. Ik ben nooit dik geweest. Het mes gaat soepel een stuk naar beneden. Hij doet het langzaam. Net als de andere keren. Hij wil me horen schreeuwen. Hij wil me horen smeken. Het mes komt uit bij mijn handpalm, maar ontwijkt de grote aders. Hij doet dit hetzelfde bij mijn linkerarm. Het bloed stroomt uit de wonden. Ik hoor voetstappen weglopen. Voorzichtig doe ik mijn ogen open. Maar doe ze meteen dicht als ik het bloed zie.
'O God. Wat heb ik verkeerd gedaan. Alstublieft. Ik wil graag een snelle dood. Alstublieft. Ik wil niet meer lijden. Alstublieft' De tranen stromen over mijn wangen.
'Je smeekt bij de verkeerde persoon' Een kille stem. Ik kijk niet eens meer op. Ik weet wie het is. Ik hou mijn ogen dicht. Ik ben toch niet meer te redden. Ik heb geen hoop meer. En als iemand me vindt. Als. Dan bloed ik ter plekke dood. Ik voel een touw rond mijn nek. Gaat hij me nu ophangen? Vreugde overspoelt me. Dan ben ik snel dood. De naald wordt uit mijn arm gehaald. Een steek gaat door mijn arm. Maar nu krijg ik geen bloed meer. Ook al blijft het bloed mijn lichaam verlaten. Ik hou nog steeds mijn ogen dicht. Ik wordt op een tafel getild. Voetstappen lopen weg. De nieuwsgierigheid wint. Voorzichtig open ik mijn ogen en kijk naar de man. Hij stopt het touw door een ring en trek er zachtjes aan. Ik hap naar adem. Mijn keel wordt gedeeltelijk dichtgeknepen. Ik heb net genoeg ruimte om nog te kunnen ademen. Ik begin naar adem te snakken. En krijg een beetje lucht binnen. Zijn onmenselijke lach vult mijn gehoorgang.
'Trek alsjeblieft aan het touw' smeek ik met een rauwe stem.
'Dat zou je willen' Hij pakt een aansteker. Wat is hij nu van plan? Hij houdt het vuur bij de houten stoel waar ik op zit. De vlammen komen steeds dichterbij. Steeds dichter bij mijn benen. Het liefst wil ik mijn benen optrekken. Maar het lukt niet. Ik voel me te slap. Een vlam begint aan mijn been te likken. Een onmenselijke schreeuw verlaat mijn mond. Gevolgd door zijn bulderende lach. De tranen stromen over mijn wangen als ik mijn eigen been zie verbranden. Mijn eigen been vormt zich tot as. De vlammen komen steeds hoger. Steeds een stukje hoger. De vlammen lijken me wel uit te lachen. De pijn is onverdraaglijk. De steken gaan door mijn hele lichaam. Een onmenselijke schreeuwen verlaten mijn mond. Langzaam voel ik het leven uit me verdwijnen. Heel langzaam veel te langzaam. De vlammen zijn bij mijn borst gekomen. Een vlam gaat recht door mijn hart. Nog meer kreten verlaten mijn mond. De tranen stromen harder over mijn wangen. Onmenselijk gelach vult mijn gehoorgang.
'Alstublieft. Alstublieft God. Bevrijdt me uit mijn leiden'
Er zijn nog geen reacties.