Hoofdstuk 1
Ik hoop dat jullie het wat vinden, tips zijn altijd welkom
27 juli 1713
175...176....177.... Mensen vertelden vele verhalen over de dood, hoe je merkte wanneer je tijd eraan kwam, hoe het voelde, hoe je je hoorde te gedragen, wat er daarna zal gebeuren... Zij had nooit belangstelling gehad om echt te luisteren, iets waar ze spijt van had. Ze had niet lang meer, en probeerde wanhopig die gesprekken te herinneren. Vage dingen komen terug zoals reïncarnaties, dat je terug komt als een ander mens of dier. Ze hoopte maar dat het geen insect was, dan was ze snel weer dood. Of een trekdier, dan had ze een zwaar leven voor de boeg, hele dagen werken werken werken. Anderen beweerde dat je na de dood gewoon weg was, dat je ophield met bestaan. Na de dood is er niks meer, alleen leegte. Ze rilde om die gedachte, dan nog liever reïncarnatie. Dan herinnert ze zich nog een andere, meer voorkomende theorie: ben je een goed gelovig mens, dan ga je naar de hemel. Ben een slechte zondaar, dan is er alleen maar een plek in de hel voor zo iemand als jij. Een plek waar je voor eeuwig zal moeten boeten voor je zondes. Je moet Satan dienen en om vergeving smeken, vergeving die je nooit zal krijgen. Die gedachte was alleen nog maar erger, ookal had ze niks te vrezen in dat geval. Hoopte ze toch. Misschien ging ze wel naar de hemel, ze had immers nooit iemand kwaad gedaan.
189...190...191... Misschien was het wel anders, misschien hadden ze het allemaal fout. Wie weet is er nog wel een andere wereld, een wereld die op deze lijkt. Een andere wereld waar je verder leeft, misschien wel een betere wereld. Die wereld waar al die sprookjes over gaan. Die gedachte werd verstoort door een valse, angstaanjagende, brullende lach. Dom wicht! Geloof je echt in die onzin?! Als ik dit had geweten had ik echt wel iemand slimmer genomen! Hij blijft lachen, en haar tranen beginnen opnieuw te stromen over haar wangen. Dit was gewoon niet eerlijk, waarom gebeurde dit haar nu? Ze wist niet zeker wat er ging gebeuren, maar ze had wel een vermoeden. Dit was immers de trap van de kerk, naar de hoogste toren. De toren die boven alle gebouwen uitsteekt, het was immers verplicht dat de kerktoren de hoogste van heel het dorp moest zijn. De kerk was nog maar pas herbouwt, omdat hij hoger moest worden, groter, machtiger. Hij zag er dan ook prachtig uit, met glas-in-loodramen overal. Deze ramen zorgde wel voor een akelig effect nu, nu de maan erdoor scheen. Het gaf de kerk een doods gevoel, heel toepasselijk. Misschien had de demon dit wel allemaal zo gepland, de plaats, de tijd, de dag. Het meisje, haar pure ziel.
220...221...222... Het tellen troostte haar een beetje, het maakte het einde verdraagzamer. Het gaf haar het gevoel alsof ze toch een beetje de baas was over de gebeurtenis, ook al was dat een leugen. Toen herinnerde ze zich een ander feit over de dood: je hele leven zou voorbij je schieten. Dat zeiden mensen met een bijna-doodervaring tenminste. Maar klopte dat wel? Wisten die mensen nog wel realiteit en droom gescheiden te houden? 230...231...232... Ach misschien maakte het de laatste minuten minder pijnlijk, even nadenken over haar leven. De hoop dat iemand haar nu nog zou redden was ze al een tijd verloren, niemand was in de kerk door het dorpsfeest. Ze haalde een keer diep adem, en hield op het huilen. Ze wilde de demon het plezier niet meer gunnen, haar zoveel pijn te doen. Dus ging ze aan alle goede dingen denken in haar leven.
Haar naam was Emily Woods, vernoemd naar haar grootmoeder. Ze was pas 17 geworden, ze hadden een groot feest gegeven toen. 17 was immers een belangrijke leeftijd, het was de leeftijd waarop je kon trouwen. Haar ouders hadden dan ook al een paar huwelijkskandidaten uitgenodigd, allemaal stijve saaie jongemannen. 1 ervan had haar intresse wel gewekt, maar nu maakte het niet meer uit. Ze zuchtte, gewoon verder gaan, niet teveel over nadenken. Al van toen ze een klein meisje was had haar moeder haar geleerd om viool te spelen. Ze hield van het instrument, en had het al snel onder de knie. Altijd als ze viool speelde leken al haar problemen ver weg. Op dit moment zou ze echt alles doen om voor een laatste keer te spelen... Maar eigenlijk maakte niks meer uit, hoe haar leven was geweest, op dit moment was het toch bijna voorbij.
273...274...275... Ze was er bijna. Het einde wachtte. De laatste minuten was ze stil, probeerde even alles om haar heen te vergeten. Het maakte haar alleen maar wanhopiger. 298...299...300. De laatste trede. Een paar stappen en ze stond aan het raam van de klokkentoren. De demon bleef haar maar pestten, want ze stond aan het raam vlak boven het plein, waar het feest volop aan de gang was. Kinderen die dansen, muzikanten die luide muziek maken. Goochelaars, waarzeggers, zigeuners, circusartiesten,... Zoveel leven, liefde, zoveel vreugde. Zo stond ze daar aan de balustrade, onbewegelijk. Ze durfde amper te ademen, en wachtte tot het moment daar was. Maar hij leek te wachten. 'Waar wacht je op? Doe het dan!' Weer dezelfde lach. Dit is te leuk Emily, al jouw verdriet en angst maakt me alleen maar sterker. 'Ik ben niet bang voor je,' zei ze met vaste stem. De demon verloor zijn geduld, hij liet haar voorover vallen. Ze wilde gillen, schreeuwen, in het rond slaan. Maar zijn woorden bleven in haar hoofd herhalen: jouw verdriet en angst maakt me alleen maar sterker. Dus viel ze, zonder geluid of beweging. Ze viel, haar lot tegemoet.
Reageer (1)
O_O
1 decennium geledenaboooo