Hoofdstuk 23
Breyan praatte niet tegen mij, of tegen iemand, de komende dagen. Alleen mij had hij de waarheid verteld en ik hield het voor me. Het was aan hem om die aan de rest te vertellen. Ik had de groep alleen verteld dat we zo snel mogelijk naar de bossen moesten.
Ik was zo blij Breyan weer te zien. De afgelopen dagen was me iets duidelijk geworden: ik was verliefd op hem. Ik wist het zeker. Soms liepen we naast elkaar en dan zweeg hij. Uit een ooghoek kon ik hem dan zien. Zijn ogen, strak op de weg gericht. Zijn zwarte haar. Ik vroeg me af of hij wist hoe ik naar hem keek. Ik nam elk detail in me op en zag hem als ik mijn ogen sloot. Ik droomde over hem en kreeg hem niet meer uit mijn hoofd.
Ik zou die draak persoonlijk doden. Niemand mocht hem kwaad doen. Verliefdheid voelde als langzaam gek worden. Alleen Kasandra had het door en soms praatten we er 's nachts over, als iedereen sliep. Ik durfde Breyan niets te zeggen, bang dat hij niet hetzelfde zou voelen. Maar soms dacht ik dat hij ook naar mij keek. Zo leefde ik tussen hoop en wanhoop in. En dan was er ook nog het feit dat er een levensgevaarlijke draak achter ons aanzat. O ja.
Langzaam begon ik te realiseren dat de vogel waarop Breyan me had gewezen, geen vogel was geweest. Het was de draak geweest, zo hoog dat ik haar voor een vogel had aangezien. Ik had er geen spoor meer van gezien en ik vroeg me af hoe sterk Aria's magie was.
We schoten flink op en we kwamen zelfs zonder verdwalen in de buurt van het bos. Ik kon de bosranden al zien op de dag dat Breyan voor het eerst weer praatte.
'Sorry voor die zoektocht naar me. Dat was niet de bedoeling. Ik wilde jullie behouden voor het gevaar.'
We stonden even stil, verbaasd zijn stem weer te horen.
'Het is goed,' zei ik langzaam. 'Laten we verder gaan.'
'Nee, het is tijd dat jullie de waarheid kennen.' Hij stopte even en zuchtte. 'Mijn vader was een drakenjager. Eén van de grootsten uit zijn tijd. Hij was de belangrijkste reden dat er bijna geen draken meer over zijn. Sommigen denken dat ze alleen maar legenden zijn, praatjes van oude vrouwen. Maar dat zijn ze niet. Mijn vader had een glansrijke carrière, want draken hebben goud. Veel goud. We waren rijk en gelukkig. Totdat mijn vader een jonge draak doodde, net uit het ei. Het jonge ding was hulpeloos. Het was geen daad van een dappere ridder, maar het gebeurde. Hij dacht al dat hij overwonnen had, totdat de moeder terugkwam. Ze viel hem aan in de rug en hij stierf. Ik was vijftien. Hierna vloog ze door en verwoeste alles in haar pad, samen met het dorp waar ik woonde. Mijn moeder stierf daar. Ik was wees. Lang dacht de draak dat ik dood was, maar nu weet ze waar ik ben. We zijn veilig nu, maar we moeten opschieten.'
Ik kende al een deel van het verhaal, maar het grootste deel was nieuw voor me. Nu begreep ik alles. Arme Breyan.
'Wat staan jullie daar?,' zei hij. 'Kom! Ik zei toch dat we moesten opschieten!'
Ik was verward, maar deed wat hij zei. Ik probeerde nog meer uit hem te krijgen, maar hij zweeg opnieuw. Ik zuchtte. Wanneer zou hij weer praten zoals eerst?
Het was alsof er constant een hete adem in mijn nek was. De hete adem van de draak. Ik kon het gevaar nu voelen, maar het was ver weg. Zo lang het kon. Breyan had gelijk gehad: we moesten doorgaan.
De komende dagen waren behoorlijk gehaast. De enige keren dat Breyan praatte, was als hij aandrong haast te maken. Dat had ik hem kwalijk genomen, als ik niet zag hoe bang hij was. We namen zonder vragen de raad van de meermin aan, omdat we niets anders konden doen. Ik hoopte alleen maar dat het bos, waarvan we nu alleen nog maar de rand konden zien, snel dichterbij zou komen.
Een nieuw hoofdstukje tussen de examens door (oh, wat slecht van me.) Enjoy!
Reageer (2)
Aww, arme Breyan
1 decennium geledenHaha, achja, worden wij wel weer blij van ^^
Snel verder zo ver examens dat toelaten!
you should be studying!
1 decennium geledentoch vind ik het tof dat je een hoofdstukje plaatst