Dag 19 - Beven
Nu, achteraf gezien moest ik er dus een woordje gaan opkleven. Ik heb voor het woordje 'beven' gekozen, hoewel niemand in dit fragment ook maar beeft of rilt of iets gelijkaardigs doet. Ik heb het gekozen omdat de gevoelens in dit stukje mij doen rillen, telt dat ook?
(Het spijt me, ik ben de laatste maanden nogal in een anti-schrijfbui, hoewel ik wel nood heb aan schrijven. Alvast mijn excuses voor dit deeltje dat jullie kostbare tijd zal verspillen.)
Op een onverwacht moment slaakte ze een diepe zucht. Een zucht die alles in haar weer deed kantelen, omdat ze wist dat dit moest eindigen. Ze zou gek worden als ze dit nog een minuut langer zou doen. Er was deze keer geen discussie tussen haar hart en haar verstand. Er moest en zou iets gebeuren. Het kwam er nu echt op aan te kiezen, zonder te weten wat de juiste keuze was.
Hoe schrijf je een strijd tussen haat en liefde neer, wetende dat er gewoon geen echte haat en geen echte liefde is? Althans, niet wederzijds, niet tussen twee personen. Nee, het gaat om gevoelens van een en dezelfde persoon. Ik haat je. Ik hou van je.
En ook dat klopt eigenlijk niet. Laat ik een poging doen het te verklaren.
Laat ik zeggen dat ik gevoelens heb, gevoelens die erop wijzen dat ik me aangetrokken voel. Moet ik het nu echt ‘vlinders in de buik noemen’? Echt vrolijk fladderen doen ze ook weer niet. En dat bedoel ik nu net. Haat en liefde. Ik haat de gevoelens die ik koester tegenover jou, maar tegelijkertijd blijft het verlangen bestaan en groeien zelfs. Dat is het.
Ik weet niet of ik dat verkies of liever een echte haat-liefderelatie zou hebben. Dan zouden er tenminste wel wederzijdse gevoelens zijn, al bestonden ze waarschijnlijk uit haat. Want nu he, nu weet jij helemaal niks. God, als je het zou weten.
Als. Ik zeg zo’n dingen te vaak. Telkens is het ‘als’. Wat als? Ik zal het nooit weten als ik niks doe.
Ja, wat als je het eens wist? Dan zou ik m’n kop heel erg diep in het zand moeten steken. Zou het niet ontzettend opluchtend zijn het er gewoon uit te gooien? Het is niet dat ik iets te verliezen heb. Toch?
Als ik dit ongedaan kon maken, dan zou ik het meteen doen, want ik weet dat ik het verdien om echt gelukkig te zijn. Ik ben nu niet gelukkig, nee. De laatste maanden hebben terug de persoon van me gemaakt die ik ooit was. De persoon die ik met zoveel moeite en tegenstribbeling had leren onderdrukken. Ik was best gelukkig, best tevreden en best hoopvol.
En jullie vernietigden waar ik zo lang aan gebouwd had.
Jullie?
Alsof dat nog niet genoeg is, wel, er is meer.
Hoe schrijf je vijandigheid neer als de vijand eigenlijk een naaste is? Is dat dan nog wel een vijand? Hoe breng je die ‘vijandigheid’ onder woorden als de persoon waar je tegenover staat eigenlijk een vriend is? Vijandige gevoelens tegenover een vriend die eigenlijk in zo goed als dezelfde situatie zit. Pijn is pijn voor iedereen, er is geen reden om die van jezelf als meer of minder zwaar te laten beschouwen dan die van een ander.
Dan vraag ik me af wat ‘vijandige gevoelens’ concreet zijn. Hoort haat een teken van vijandigheid te zijn? Maar wat dan met vriendschap? Want.
Ik kan alleen maar vragen stellen. Dit is net dat ene puntje dat het zo moeilijk maakt. Een echte vriend die kan je niet zomaar gaan haten, ook al wil hij wat jij ook wil. Ook al voelt aan als een strijd, het is het niet, maar onbewust toch weer wel want. Want we weten wel waarom.
Wroeging, wrok, frustratie en opgekropte kwellingen, dat krijg je. En in mijn geval nog een portie extra bitterheid, afzondering en een vriendschappelijk aantrekken-afstoten spelletje. Maar of het mogelijk is om zo iemand uiteindelijk de rug toe te keren, daar vrees ik voor. Ja, ik zei dat letterlijk. Vrezen. Vrienden blijven langer dan een bevlieging van verliefdheid - en o god, alsof deze verliefdheid ook maar een kans zou maken. Toch wil iets in me dat ik het lef heb om alles en iedereen achter te laten. Gewoon een nieuw begin. Is dat zoveel gevraagd? Als in, derde keer, goede keer. Het moet toch ooit mijn beurt zijn?
Zelfs al gebeurt er een wonder, dan nog kan het niet zijn. Ik gelukkig is jij ongelukkig en jij gelukkig is ik ongelukkig. Ik wil een ‘als twee honden vechten om een been loopt een derde ermee heen’-situatie.
Noem me niet egoïstisch. Dit is de eerste keer dat ik aan mezelf denk.
Voor het eerst heb ik mezelf door - ook al wil ik het misschien niet helemaal zien. Ik weet wat ik voel, denk en wil. En wat ik voel, wil ik niet voelen. Wat ik denk, kan ik niet onder woorden brengen en wat ik wil is onmogelijk. Ik ken mezelf. Op dat soort momenten probeer ik weg te lopen en achter te laten wat achtergelaten moet worden. Maar deze keer is het ‘voor echt’. Deze keer geen half werk. Een hart van steen als het moet.
Ik denk aan jullie en vraag me af wie jullie zijn. Ik weet zo weinig over je dat ik me afvraag hoe het komt. Het ene is makkelijker te beantwoorden dan het andere. Hoort het zo? Het voelt alsof ik te veel zeg en te veel laat zien wie ik ben. Maar jij?
Ze had iets gedaan wat ze nog nooit gedaan had en ergens maakte het haar trots. Dit zou aanslepen, lang en pijnlijk. Maar dit zou het misschien voor één keertje wel waard zijn. Anaïs liep naar haar kamer en nam haar trolleyvalies. Ze hoefde hem niet meer te maken, want hij stond stiekem al weken klaar voor het geval dat. Dit was echter geen geval dat meer. Ze beleefde ‘het geval’ echt.
Toen ze terug beneden was, griste ze haar jas van de kapstok en nam ze haar handtas. Alles wat ze nodig had, zat al klaar. Ze was klaar met hem, hen, dit en dat. Ze vouwde de brief netjes op en stopte hem vervolgens in een enveloppe. Een adres erop schrijven was niet nodig. Dit zou ze zelf in de brievenbus gaan stoppen.
.
Er zijn nog geen reacties.