Foto bij 15. Evelynn Dales

Donderdag 19 juni 2014 14:21

Half verdoofd sloeg ik een van de boeken die ik bij Petra gehaald en net had uit gelezen had dicht. Zoals altijd bij een mooi boek, had ik geen zin om direct een ander boek te lezen. Op de een of andere manier zou dat voelen als misbruik van het eerste boek. Want het ene verhaal loopt nou eenmaal vaak niet gelijk in het andere over, en daarom moet je altijd de tijd nemen om het eerste verhaal helemaal af te ronden voordat je aan een tweede begint.
Naast mijn gebruikelijke aantrekking tot boeken, merkte ik dat het verhaal zich voor de verandering niet bleef afspelen in mijn hoofd. Meestal kon ik nog dagen door fantaseren over hetzelfde onderwerp, maar op de verhaallijn na, kwam ik niet verder dan een oppervlakkige beoordeling van de gebeurtenissen. Dat was heel ongebruikelijk, maar lang hield de gedachtegang me niet bezig.
Ik liep naar boven, mijn kamer binnen. Op het prikbord hadden zich al meerdere dingen verzameld. Een stukje groene stof van een T-shirt wat veel te klein was. De kleur was bijna goed; bijna hetzelfde als het gras daar, al miste het nog wel die uitstraling die alles van daar zo kenmerkte. Verder hing er een tekening van drie kristallen en een aantal kleine blaadjes waarop ik wat andere dingen had nagetekend. Soms waren het slechts krijtstrepen, in kleuren die je in deze wereld nooit bij elkaar zou doen. Maar goed, ik moest naar paardrijden.
Nog even in de spiegel kijken, spullen pakken en op de fiets stappen. Ik kwam niet verder dan dat eerste. Er zat ongewoon veel slag in mijn haar en er leek iets anders mis met mijn gezicht. Ik herkende het wel, maar er was iets mee. Ongelovig schudde ik mijn hoofd en haalde mijn hand door mijn haar terwijl ik mijn rijkleding aantrok en op de fiets stapte.
De rit zelf was oninteressant. Het leven om me heen was nog steeds zo saai als ik het die eerste schooldag had ervaren. Alle creatieve gedachtes, verlangens en wensen, gevangen in de dagelijkse sleur, waar geen ruimte in was voor verandering. Ik fietste zo snel mogelijk door om niet al te lang over te hoeven te geven aan de droevige ervaringen die door mijn hoofd spookten. Vandaag ervoer ik alles door een mist. Alsof ik er niet meer helemaal bij was.
Eenmaal in de stallen begon ik met het borstelen van een van mijn favoriete paarden, terwijl ik mijn gedachtes de vrije loop kon laten gaan. Het was fijn om iets nuttigs te doen en tegelijkertijd te kunnen denken wat ik wilde. Ergens in mijn hoofd kwam ik echter weer terug op de dag bij de vijver, de dag voordat ik in de andere wereld terecht kwam. De weerspiegeling in het water die ik had gezien, het beeld in de spiegel daarvoor.
Ik stopte met borstelen en het paard draaide zijn hoofd nieuwsgierig mijn kant op. Zou het mogelijk zijn? Zou ik vandaag terug kunnen? Nee, natuurlijk niet, verbeterde ik mezelf, je maakt jezelf weer eens veel te belangrijk. Waarschijnlijk waren het gewoon schijnsymptomen, weerspiegelingen van wat ik wilde, van wat ik dacht dat al een keer gebeurd was. Ik werd zo moe van al die gedachtes, ik wilde gewoon thuis op de bank liggen en niets doen met de televisie aan.
Op de een of andere manier leek ik steeds vaker opeens in te storten, ik was zo moe. Vermoeid, gewoon heel normaal, iets wat iedereen kan gebeuren, niets wat mij speciaal zou maken, want dat was toch niets voor mij, al had ik het graag gewild. Ik kon niet helder denken, het leek als of er wolken in mijn hoofd zaten. Mist waar ik niet doorheen kon kijken, water wat mijn gedachtegang belemmerd, maar alles toch nog zo vredig maakte dat het bijna goed voelde. Wie weet had ik wel een ziekte, koortsdromen, dat klonk niet goed.
De pony in de box tegenover mij hinnikte en schopte tegen haar box. Ik ging verder met het borstelen en probeerde met alle macht mijn gedachtes daarop te focussen.
Opeens leken al mijn gedachtes allemaal verdwenen te verdwijnen. In wanhoop probeerde ik me vast te houden aan mijn simpele gedachtes; boven naar beneden, boven naar beneden, hard schrobben anders gaat het vuil er niet vanaf. Het lukte niet, alles leek weg te glijden, een moment vroeg ik me af of ik inderdaad een ziekte had, zou ik flauwvallen, wakker worden in een witte ziekenhuiskamer? Alles in mijn lijf schreeuwde in protest, maar ondanks alles voelde ik mijn bewustzijn wegglippen.

Deze keer leek de wereld grauwer te zijn, alsof er een schaduw overheen lag. Alsof er duistere dingen aan de gang waren, het was nog steeds dezelfde prachtige wereld, maar de vogels waren stil. Het bos leek zijn adem in te houden voor een groot gevaar wat ieder moment tussen de groene bladeren kon verschijnen. Maar het was wel die wereld, ik kon terug. Een glimlach vond zijn weg over mijn gezicht. Ik ademde diep in en probeerde alles in mijn hoofd op te slaan
Iemand trok aan mijn arm. Verontwaardigd draaide ik me om en keek recht in de ogen van de tweede jongen. De jongen die Juka niet mocht en de jongen die het hoogtepunt was van het laatste tafereel wat ik zag voordat ik weer terug in mijn eigen grauwe wereld belandde.
'Blijf van me af!' ik trok mijn arm terug en deed een paar stappen achteruit. Mijn enkel scheerde langs een aantal grassprieten en tot mijn verbazing zag ik dat ik nog diezelfde jurk aan had, die die Juka me de vorige keer had gegeven. Ik keek de jongen nog steeds nijdig aan, Juka was nergens te bekennen. Misschien kon ik wel informatie krijgen uit deze jongen.
'Werk dan ook eens een keertje mee, als jij niet naar me luistert gaan we allemaal onze verdoemenis tegemoet.' Oeps, blijkbaar was ik zo afgeleid door de wereld om me heen dat ik hem niet had horen praten. Wat? De verdoemenis tegemoet? Ik was er nog geen minuut en ik werd alweer belaagd met allerlei dingen waar ik niets van begreep.
'Naar jou luisteren? Ik ken je niet eens!'
'Hoi ik ben Joey, aangenaam kennis te maken.' Hij zei het met een ongeduldige en zelf een beetje sarcastische ondertoon. De naam Joey leek wel bij hem te passen, hij was behoorlijk sterk naar mijn gevoel en zijn haar zat warrig door elkaar. De beginselen van wallen vormden kringen onder zijn ogen maar alles bij elkaar zag hij er heel normaal uit. Alleen zijn ogen lieten hem opvallen, turquoise-groen, een mooie kleur; dat zeker.
'Waar zijn we?' vroeg ik, zijn introductie negerend.
'In Léatarr, op de driesprong.'
'Driesprong van wat?'
'De drie volken.' Ik stond op het punt om door te vragen toen hetzelfde meisje van de vorige keer aan kwam lopen, ik opende mijn mond voor een laatste vraag.
'Waarom zijn we hier?' Hij negeerde me, ik draaide me om en naar de kleine heuvels die ik vanaf de open plek in de verte kon zien. Ik stond op het punt om in een sprint uit te breken en weg te rennen toen Joey mijn arm weer beet pakte. Dit keer was alle vriendelijkheid uit hem verdwenen en ik zag de blauwe plek die ik zou krijgen al voor me.
'Laat me los.' zeg ik dreigend terwijl ik hem aankijk en extra nadruk leg op iedere lettergreep.
'Of anders?' hij keek me spottend aan. Ik begon misselijk te worden van zijn gedrag. Waarom moest uitgerekend hij weten wat eraan de hand was? Hij verpeste alles. Ik hield van deze wereld, Léatarr, waarom moest hij het nou allemaal bederven?
Joey viel achterover en zijn greep verslapte, zomaar, uit het niets. Ik trok mezelf los.
'Genoeg van die spelletjes, jullie twee gaan met mij mee.' Het was me duidelijk dat ik niet meer naar Juka en het volk zou kunnen gaan, in ieder geval nog niet. Joey leek weer afgekoeld te zijn en ging op een steen zitten waarna hij zijn hand door zijn haar haalde. Het meisje stond nog steeds een beetje afzijdig en ik kon me voorstellen dat het voor haar niet helemaal duidelijk was wat er was gebeurd, ze was dan ook wel wat later in komen vallen. Ik keek nog een keer naar de heuvels in de verte en wendde mijn blik weer af.
In mijn ooghoek zag ik iets wits, bij mijn voeten. Een sneeuwklokje groeide zoals in een filmpje op hoge snelheid naar het licht toe. Zou alles in Léatarr zo snel groeien? Het drong tot me door hoeveel Léatarr verschilde met mijn eigen wereld, voor zover ik wist dreef hout hier niet, of hadden planten gedachtes.
'Goed, jullie komen allebei van aarde, ik ook.' Ik keek weer naar Joey, die nog steeds op een steen zat. Blijkbaar had hij door dat hij niet erg aardig overkwam want hij klonk nu overdreven vriendelijk. 'Dus... Jullie weten helemaal niets van Léatarr, maar ik wel, dat komt omdat ik hierop ben voorbereid. Ik kan jullie niet alles vertellen. We hebben niet veel tijd, iedere keer dat we hier zonder het zelf te hebben afgesproken, met z'n allen aankomen op de driesprong, is dat omdat we hier iets moeten doen, een soort missie, problemen oplossen. Met uitzondering van de vorige keer, waarop we sprongen op het exacte moment van onze verjaardag.' Onze verjaardag? Waren zij op dezelfde dag jarig? Wat was hier aan de hand? Hij had gelijk toen hij zei dat hij niet alles vertelde. Ik had helemaal geen zin om een beetje met deze twee rond te gaan dwalen om problemen op te lossen. Misschien zou ik wel weg kunnen komen.

- - - - - - - - - - - - - -

Door Stage

Reageer (3)

  • DecemberRain

    hmm awkward! haha de driesprong, geen zevensprong :P

    1 decennium geleden
  • Kobyla

    Hmm, vreemd ja.,...
    Snel verder!

    1 decennium geleden
  • HarrysWife

    dat is zeker een vreemd avontuur...
    Snel verder!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen