Foto bij Intruders. [Korte Malfoy Fanfic]

Dit verhaal is geschreven vanuit het oogpunt van Louise Malfoy, Draco's tweelingzus. Hierin zijn ze beide 15, en dit is nog voordat Lucius naar Azkaban ging. (:




Enjoy! <3

Het is laat in de avond en zoals altijd zit ik op de grond voor de haard met een van mijn favoriete boeken. Het licht van het vuur is precies genoeg voor mij om te kunnen lezen en mijn ogen schieten over de oude, gekreukte en vergeelde pagina’s. Dit boek heb ik al vele malen gelezen, ik ken het al bijna uit mijn hoofd, maar het blijft spannend. Mijn broer Draco vindt me raar omdat ik mijn boeken altijd minstens drie keer lees. Gelukkig snapt vader mijn liefde voor boeken wel, aangezien hij zelf ook veel leest in zijn vrije tijd. Niet dat hij veel vrije tijd over heeft. Het Ministry laat hem veel werken en er komen vaak mensen met bloedhonden langs om ons huis te testen op Duistere Magie of andere voorwerpen. Arme vader.
De enige geluiden die de stilte doorbreken zijn het geknetter van het vuur, mijn eigen ademhaling, en het geruis van papier als ik een bladzijde omsla. Af en toe zucht ik eens diep bij een mooi moment in het boek, of drink ik van de thee die ik van tevoren voor mezelf heb gemaakt. Heerlijk vind ik het, om op een vrije avond in alle rust mijn favoriete boeken te kunnen lezen zonder gestoord te worden. Vader is boven op zijn werkkamer bezig met papieren. Moeder is bij tante Bellatrix en oom Rodolphus. En Draco is op zijn kamer, wie weet wat aan het doen met wie weet wie.
Als ik aan het één na laatste hoofdstuk begin word mijn rust verstoord door een hard gekraak uit de hal. Mijn lichaam staat stijf van schrik en het duurt even voordat ik mezelf weet te overtuigen dat er niks aan de hand is. Vast en zeker de storm buiten. Regen, wind. Het is ten slotte pas januari en het weer is al wekenlang verschrikkelijk.
Maar zodra ik weer verder begin te lezen voel ik dat er iets niet klopt. Mijn nekharen staan overeind door de wind die de woonkamer in komt, en ik zou zweren dat ik gefluister hoor in de keuken. Trillend leg ik mijn boekenlegger tussen de oude pagina’s van mijn boek en leg dat vervolgens naast mijn kop thee op het bijzettafeltje. Aangezien het vuur bijna uit is, en dat de enige lichtbron op de hele begane grond was, loop ik door het schemerdonker naar de hal.
Ik hoef maar één stap buiten de woonkamer te zetten en de koude wind blaast door de open voordeur mijn gezicht in. IJskoud is het. Gauw loop ik naar de voordeur en duw die met een harde klap dicht. Zo, dat is beter. Ik draai me om en ga op pad naar de keuken. Automatisch haal ik mijn toverstok uit mijn laars, fluister zacht; ‘Lumos,’ en ga zo stil als ik kan de volgende ruimte in. Nog voordat ik hen hoor weet ik dat er iets niet klopt. De modderige voetstappen op de gang. Regendruppels op de grond. Vuile vingerafdrukken op de kastjes en het aanrecht in de keuken. Die deur is niet door de storm opengewaaid. Ze zijn ons huis binnengedrongen en nu zit ik als een rat in de val.
Zo snel als ik kan draai ik me weer om en ren ik door de hal naar de trap. Maar voordat mijn voet de eerste trede raakt word ik bij mijn nek gegrepen en achteruit tegen de grond aan gegooid. Door de harde klap valt mijn toverstok uit mijn hand en nu kan ik helemaal niks meer tegen die vijf grote mannen voor me beginnen. Mijn hart klopt in mijn keel. De voorste man grijnst breed en ik herken hem meteen.
‘Scabior…’ fluister ik zacht.
‘Ah,’ antwoordt hij. ‘’t Kleine meissie kent me nog. Hoe is ’t met pappie? Is ‘ie thuis? We willen ff gedag zeggen.’ Hij wijst op de vier mannen achter zich en ze grijnzen instemmend. Ik kruip een beetje achteruit maar dat zorgt er alleen maar voor dat hij dichterbij komt. Ze versperren me de weg naar de trap, maar als ik hier weg wil komen moet ik me er toch doorheen zien te krijgen.
Trillend sta ik op.
‘Ga weg, niemand heeft jullie toestemming gegeven om in te breken,’ snauw ik tegen hem, veel dapperder dan ik me voel. Ze staan nu met zijn allen om me heen en sluiten me in zodat ik geen kant op kan. Ik moet een gok wagen, ik heb misschien een kleine kans om boven te komen, of in ieder geval om hulp te roepen.
‘Ik denk nie dat wij toestemming nodig hebben, hè mannen?’ zegt Scabior arrogant. Ik word omringd door hun misselijkmakende geur en ik trek mijn neus op. Ik moet het nu doen.
Met alle kracht die ik in me heb geef ik de man recht voor me een knietje tussen zijn benen, waardoor hij een luide kreet uitstoot en van pijn in elkaar krimpt. Dit zorgt ervoor dat de anderen lang genoeg versteld staan zodat ik opnieuw naar de trap kan rennen. Ik ben al halverwege als ik een woedende stem; ‘Grijp haar!’ hoor roepen en als ik de bovenste trede heb bereikt weet ik zo hard mogelijk om hulp te roepen.
‘Papa!’ gil ik hard, en net op dat moment word ik tegen de grond gegooid. Alle lucht wordt uit mijn longen geslagen en Scabior gaat met zijn volle gewicht bovenop me zitten. Ik kreun van pijn en Scabior’s alcoholadem dringt mijn neusgaten binnen als hij met zijn gezicht op enkele centimeters afstand van het mijne tegen me praat.
‘Meissie toch, papa is er helemaal nie, of wel?’ zegt hij triomfantelijk. Zijn vieze vingers spelen met mijn haar en als zijn hand mijn gezicht aan wilt raken draai ik mijn hoofd ruw weg.
‘Mijn vader is er wel,’ zeg ik. Natuurlijk spreek ik de waarheid, maar toch vraag ik me af waarom het zo lang duurt voordat hij hier is. En waar is Draco? Hebben ze me niet horen gillen? Die gedachte, in combinatie met Scabior’s geniepige grijns, zorgt ervoor dat ik plotseling niet meer zo zeker van mijn zaak ben.
‘Ga van me af, of anders…’ zeg ik dreigend. Hij begint te lachen. ‘Of anders wat? Je toverstokkie ligt beneden meis, daar kom je nie aan. En tenzij je pa je nu komt ‘’redden’’, ben je helemaal van mij.’
Er loopt een koude rilling over mijn rug en in paniek begin ik weer te gillen. ‘Papa! Draco! HELP!’
Blijkbaar geloofd Scabior me toch nog een beetje, want hij slaat me hard in mijn gezicht, waardoor ik meteen stil ben. Jezus, dat deed pijn. Ik kijk hem woedend aan en spuug in zijn gezicht. ‘Jij gore…’ Hij staat van me op om zijn toverstok te trekken. ‘Ik weet wel wat jou een beetje respect voor ouderen toebrengt,’ grijnst hij.
Zijn toverstok is op mijn borstkas gericht en een akelig gevoel bekruipt me als ik me realiseer wat hij van plan is. Nee, dat mag niet, dat is illegaal!
‘Wat is hier in hemelsnaam aan de hand, Louise, ik had toch gezegd dat-‘
Net zo snel als ik daarnet op de grond werd gegooid, wordt ik nu opgetild en in een houdgreep gehouden als vader zijn werkkamer uitkomt om te zien waar al die herrie vandaan komt. Scabior’s toverstok prikt pijnlijk in mijn keel en vader trekt de zijne ook meteen. Links van me zie ik iets bewegen; de andere vier Snatchers zijn ook eindelijk hun baas te hulp geschoten.
‘Aaahh, kijk eens meissie, daar is papa al. Heeft ‘ie je toch gehoord.’
Scabior en zijn handlangers lijken hier echt van te genieten, maar ik vind er niks aan. Hij kan me zo elk moment vervloeken en dan ben ik er geweest. Er is waarschijnlijk niet veel voor nodig om iemand van mijn leeftijd en postuur neer te krijgen.
‘Laat mijn dochter los, Snatcher. Ik weet niet wat je hier doet of zoekt, maar zij kan je hier niet mee helpen.’ Mijn vaders stem is rustig en zacht, hoewel zijn ogen geregeld naar de mijne schieten om te zien of ik oké ben. Ik probeer me daarom groot te houden en gewoon af te wachten. Scabior ziet dit blijkbaar als spelletje, want hij begint hard te lachen en zijn toverstok prikt daardoor nog dieper in mijn keel, waarvan ik bijna moet kokhalzen.
‘Oh, maar Lucius, oude vriend, je weet toch wel waarom we hier zijn? Opdracht van ’t Ministry. Huiszoekingsbevel.’
‘Om elf uur ’s avonds? Daar geloof ik vrij weinig van,’ antwoordt vader. ‘Luister eens, Scabior. Ik verzoek je nog een keer om mijn dochter te laten gaan en mijn huis te verlaten, of je zit diep in de problemen. Jouw keuze.’
Achter me hoor ik een zachte klik van een deur en voetstappen. Maar de anderen zijn zo gefocust op mijn vader dat ze er niks van merken.
‘Moet dat een dreigement voorstellen?’ Scabior begint samen met de andere vier te lachen en ik zie dat vader naar iemand achter me knikt. Vervolgens kijkt hij naar mij en zijn lippen vormen in stilte het woord; ‘Bukken.’ Ik knik snel.
‘We gaan nog lang nie weg, Lucius, we hebben een opdracht. Dus we-‘
Zijn zin wordt afgekapt door mijn broers stem. ‘Stupify!’ roept hij hard, waardoor één van de Snatchers rechts van ons verlamd op de grond in elkaar zakt. Scabior is zo afgeleid daardoor dat hij me loslaat, en ik doe wat vader me bevelen heeft; ik zak door mijn knieën en laat me op de grond vallen zodat ik er zeker van ben dat ik niet geraakt kan worden door de spreuken en vloeken die door de lucht vliegen.
Na een paar minuten wordt alles stil, maar ik blijf liggen totdat ik Draco’s stem hoor.
‘Kom, Louise. Het is voorbij.’ Langzaam kom ik omhoog en ik voel hoe hij zijn armen beschermend om me heen slaat.
‘Dank je, dank je, dank je…’ zeg ik ademloos. ‘Dat was zo eng…’ Ook vader slaat een arm om me heen en kust mijn kruin. ‘Het spijt me, meisje. Door mij komen jullie allemaal in de problemen.’
‘Geeft niet,’ zeg ik gauw. Ik giechel een beetje en sla mijn armen stevig om mijn vaders nek heen. ‘We moeten alleen die Snatchers naar buiten zien te krijgen, ze stinken een uur in de wind.’

Reageer (4)

  • xMetalhead

    I like
    ;')

    1 decennium geleden
  • MsLongbottom

    THIS. LOVE IT.

    1 decennium geleden
  • Gisborne

    Oeh, me likes ^^
    Snel nog een SA? =3 <33333333

    1 decennium geleden
  • Catmint

    I LIIIIIIIIKE/LOOOOOOOOVE LUCIUS!!!!!!!!!!!!!!1

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen