Ik kom aan bij het paleis. Het begint al te schemeren. Ik schat dat het bijna 9 uur is. Ik verschuil me achter een muurtje. De wacht wordt gewisseld. De uitgeputte soldaten zijn zo te zien maar wat blij dat ze naar huis mogen. Het was een warme dag vandaag, dus ik kan het ze niet kwalijk nemen. Ik zou ook opgelucht zijn. Waar zouden die tekens zich bevinden? Ik moet het paleis binnen zien te komen. Dan moet ik nu gaan rennen. Ik zet me schrap, en begin te rennen. Ik kom aan bij een grote hal. Ik kijk rond. Hm, ik zie niks. Dan herinner ik me iets wat ik heb geleerd van de assassijnen. Arendsoog. Het is een speciale manier van kijken. Misschien zie ik dan wel iets. Ik klim langs een pilaar omhoog. Ik sluit mijn ogen, en concentreer me. Dan open ik mijn ogen. Wow, het werkt! De wereld om me heen is donkerblauw. In de verte, op een hogere verdieping, zie ik iets roods glimmen. Zou dat een teken zijn? Ik moet het zeker weten. Ik klim naar boven. Inderdaad, het is een teken. Ik sluit mijn ogen, en open ze dan weer. De wereld ziet er weer normaal uit. Ik ga voor het teken staan, en laat mijn hand erover glijden. Het lijkt op een paar bergen. Die me bekend voorkomen. Maar waarvan? Ik kan me geen plaats herinneren waar zulke bergen zijn. Ik begin sneller te ademen. Ik haal de rol perkament uit mijn tas, en maak hem open. De bergen staan erop. Maar wat betekent het? Ik kijk op de muur. Ernaast staat iets in het Arabisch geschreven. ‘En zo kwam het Geschenk op aarde. De geliefden leefden tussen de bergen, in het paradijs van Eden. Daar waren zij gelukkig.’ De geliefden, dat moeten Adam en Eva zijn. Maar waar zijn die bergen dan? Waar lag het paradijs? Misschien kom ik daarachter, als ik de ster heb gevonden. En het Geschenk, dat moet de appel zijn. Het kan niet anders. Ik kijk op de rol perkament. Het volgende teken is een ster. Dat zou hier dan ook ergens moeten zijn. Maar waar? Denk na, Altair. Wat zou een logische plek zijn, om een ster neer te zetten. Waar zitten de sterren normaal. Op het plafond! Ik kijk naar boven. Ik zie hem staan. Wow, hij is gigantisch. Er staat ook weer tekst naast, alleen het is te ver weg. Ik moet naar boven. Ik klim snel naar boven, totdat ik bij de hoogste verdieping ben aangekomen. Nu kan ik het wel lezen. ‘Hij die de wereld schiep, hing het Geschenk in een boom. Het bevatte de wijsheid van het universum, en de kracht om anderen te sturen. Echter, het Geschenk was niet voor de mens bestemd.’ Ligt het aan mij, of gaat dit over de legende van Adam en Eva? Er staat nog meer. ‘Op een kwade dag, nam Eva bezit van het Geschenk, verleidt door de slang. Het Geschenk verdween.’ Verder staat er niks meer. Hm, dat helpt ook niet echt. Ik kijk op mijn rol perkament. Het volgende teken is een soort slang. Natuurlijk, de slang van het verhaal. Hoewel, deze slang ziet er best kwaadaardig uit. Hij heeft hoorns, en spuugt vuur. Het moet natuurlijk Satan voorstellen. Maar waar zou dat teken zich…De tempel van Salomon! Natuurlijk. Ik heb het zelfs nog gezien. Op de westelijke muur, vlakbij de Klaagmuur. Ik moet naar Jeruzalem toe, en snel. Ik berg de rol op. Eerst moet ik nog het paleis uit zien te komen. Ik glijd langs een pilaar naar beneden. Goed, ik ben beneden. Maar ik moet ook nog langs die wachters zien te komen. Eerst maar naar de hal gaan. Ik begin te lopen. Opeens krijg ik barstende koppijn. Ik zak door mijn knieën. Wat is dit? Waar komt dit vandaan? ‘Wat heb je gedaan?! Hoe kon je dit doen?!’ Ik kijk op. De wereld is veranderd. Ik zit in een bos. Voor me staan twee mensen. Een man, en een vrouw. De vrouw huilt. ‘Ik wilde het niet! Echt niet! Alsjeblieft, vergeef me. Hij dwong me!’ ‘Als Hij erachter komt, wat er is gebeurd, dan is het voorbij.’ De vrouw zakt door haar benen heen. ‘Ik ben een monster,’ zegt ze snikkend. De man zakt door zijn benen, en omhelst haar. ‘Rustig maar, liefste. Wees niet te hard voor jezelf. We komen er wel uit.’ Zijn dit…Zijn dit Adam en Eva? Opeens hoor ik gedonder. De lucht begint te betrekken. Beide kijken ze naar boven. Adam trekt Eva dichter tegen zich aan. ‘Ik laat je niet alleen, liefste.’ Dan wordt alles zwart voor mijn ogen.
Ik schrik wakker. Meteen ga ik recht zitten. Wat was dat? Ik veeg het zweet weg. Ik sta op, en loop naar de hal. Zo te zien wordt de wacht weer gewisseld. Mijn god, hoelang ben ik bewusteloos geweest? Maakt niet uit. Ik zet me schrap, en ren het paleis uit. Ik ren door de straten van Damascus heen. Ik moet als de sodemieter naar Jeruzalem toe. Mijn hoofd tolt. Wat was dat? Was het een visioen? Ik snap er helemaal niks van. En waarom ik? Waarom krijg ik zulke visioenen? Ik ben maar een doodgewone moslim. En waarom zaten die tekens in een Islamitisch paleis? Daar zit geen logica in. Ik word ruw uit mijn gedachten gehaald, omdat ik tegen iemand aan bots. Ik val op de grond. Meteen sta ik op. Wie liet me struikelen? Ik hoor iemand kreunen, en draai me om. Ik zucht. Het is een oude man. Ik help hem overeind. ‘Sorry, meneer.’ Ik draai me om, en ren weer verder. Mijn gedachten gaan als een gek. Ik kom aan in het arme district. Gelukkig, de poort is dichtbij. De mensen denken waarschijnlijk dat ik gek ben. Misschien ben ik wel gek. Ik ren de poort uit, en ren naar de wei, waar ik Brego zie staan. Hij kijkt net op. Hij heeft zijn mond vol met gras, en kijkt me verbaasd aan. Ik klim op het zadel, en blijf zo even zitten. Even op adem komen. Brego kauwt rustig door. Ik wrijf even door mijn gezicht heen. Wat is er met me aan de hand? Dat visioen? Dit kan niet goed zijn. Moet ik dit aan Tarkan vertellen? Nee, nog niet. Het zit waarschijnlijk tussen mijn oren. Ik moet het van me afschudden. Ik geef Brego de sporen, en rijd naar Jeruzalem toe.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen