Foto bij Chapter 34

plaatje is je target

Ik kom weer aan bij het ziekenhuis. Zo te zien is de poort gesloten. Maar ik moet binnen zien te komen. Ik kijk rond. Misschien kan ik op een andere manier binnenkomen. Ik loop om het gebouw heen. Ik zie een kapot raam. Daar kan ik naar binnen! Wat een geluk! Ik neem een aanloop, en klim naar boven. Ik kruip door het raam. Ik kijk naar beneden, en schrik. Wat een ellende, allemaal. Ik dacht dat de mensen buiten al slecht uitzagen. Maar dit zijn gewoon doden, die tot leven zijn gewekt. Ze liggen in bed, en ijlen. Ik kijk rond. Waar is Garnier? Hij moet hier ergens zitten. De poort gaat open. Ik zak door mijn knieën, en kruip wat naar achter. Hij hoeft me niet te zien. Er komt een man binnenlopen. Volgens mij is dit Garnier. Hij heeft een schort om, waar bloedvlekken opzitten. ‘Hoe gaat het met mijn patiënten?’ vraagt hij. Ja, dat is hem. Hij loopt naar het eerste bed toe. Ik zie een andere patiënt uit bed stappen. Hij begint te rennen. Waar gaat hij naartoe? Probeert hij te vluchten? Dat moet wel. Garnier draait zich om. ‘Houd hem tegen!’ De man wordt vastgegrepen door twee wachters. ‘Breng hem naar me toe,’ zegt Garnier. Ze slepen de man mee. Ik kruip wat naar voren, om het beter te kunnen zien. ‘Waar denken we dat we naartoe gaan?’ vraagt Garnier. ‘Ik weet wat jij met me wilt doen, en het gaat je niet lukken!’ zegt de man. ‘Wat is het probleem? Ik ben hier, om je te helpen. Ik ben een dokter, weet je nog. Het enige wat ik wil, is je genezen.’ ‘Ik ben geen proefkonijn, Garnier! Je hebt me nu misschien gevangen, maar ik ontsnap gewoon een andere keer. Simpel.’ Garnier’s gezicht betrekt. ‘Dat had je niet moeten doen, jongen. Mannen, breek zijn benen, en breng hem terug naar zijn bed. Ik zal zo wel naar hem komen kijken.’ Hij richt zich weer op de andere patiënt. Ik kijk naar de wachters. Ze trappen tegen zijn benen aan. Ik hoor een paar keer een krak, en hoor de man schreeuwen van pijn. Ik word misselijk, en moet moeite doen, om niet over te geven. Ze hebben net zijn benen gebroken. Dit is gewoon waanzin. Hij moet gestopt worden. Hier staan mensenlevens op het spel. Ik kijk weer naar Garnier. Ik zie hem niet meer. Ik ga staan. Waar is hij in godsnaam naartoe gegaan? Hij moet hier ergens zijn. ‘Zoek je me soms?’ hoor ik achter me. Ik draai me om. Geschokt zet ik een paar stappen naar achter. Het is Garnier. ‘Maak je geen zorgen, mijn jongen. Je bent snel aan de beurt.’ Ik voel een hand op mijn schouder. Ik draai me om. Er staat een wachter achter me. Met een flinke smak slaat hij me in mijn gezicht. Ik verlies mijn evenwicht, en kom met een luide knal op de harde, stenen vloer neer. Het wordt zwart voor mijn ogen, en ik verlies mijn bewustzijn.
Ik word wakker. Ik lig ergens op. Het is een harde ondergrond. Ik kreun, en open langzaam mijn ogen. Waar ben ik. Het is een grote, donkere ruimte. Ik lig op een soort stenen tafel. Ik wrijf even over mijn hoofd. Ik heb een flinke smak gemaakt. Hoe kom ik hier. ‘Ah, we zijn wakker.’ Met een ruk draai ik me om. Ik wil mijn zwaard trekken, maar kom erachter, dat ik hem kwijt ben. ‘Ja, je accessoires hebben we even weggelegd.’ Garnier komt aanlopen. ‘Waar ben ik?’ vraag ik hem. ‘Je bent in de operatiekamer.’ ‘Wat ben je met me van plan?’ vraag ik hem. Langzaam kalmeer ik. ‘Dat is een goede vraag. Zie je, Gaspard heeft onlangs een zoektocht gestart naar het stuk van Eden. Ooit van gehoord?’ Ik schud mijn hoofd. ‘Nee. Wat is dat.’ Garnier gaat op een stoel zitten. ‘Volgens een legende, vraag me niet welke, heeft God een stukje van het paradijs van Eden achtergelaten op aarde, de zogeheten appel van Eden.’ Ik kijk hem verbaasd aan. ‘Bedoel je, de appel der wijsheid, of zoiets?’ Garnier knikt. ‘Heel goed. Voor een moslim, weet je nog best wel het een en ander over ons Christenen. Goed, de appel geeft de bezitter complete controle over anderen.’ ‘Dus, als hij de appel heeft, kan hij anderen laten doen wat hij wil?’ Garnier knikt. ‘Dat klopt, ja. En dan zullen we eindelijk vrede hebben.’ Verbaasd kijk ik hem aan. ‘Vrede? Jullie doen dit allemaal voor…Vrede? Leg uit, tempelier.’ Garnier grinnikt. ‘Kom nou, assassijn. We gaan elkaar niet uitschelden. Het is het doel van de tempeliers, om vrede te stichten.’ Ik ga in kleermakerszit zitten. ‘Maar, dat is zo…vreemd. Jullie zijn onze vijanden. Ik geloof je niet, je bent aan het liegen! De assassijnen vechten voor vrede. Vrede in alle elementen van het leven. Jullie doel is om de vrede te vernietigen, en zo de absolute macht te verkrijgen.’ Garnier begint te lachen. ‘Ah, heerlijk. Heeft Tarkan je dan helemaal niets over ons verteld?’ Dan herinner ik me wat Tarkan heeft gezegd. ‘Jullie strijden ook voor vrede…Het klopt. Dat heeft Tarkan gezegd. Maar het klopt niet. Jullie onderdrukken de mensen juist. Jullie martelen ze, alleen om jullie zin door te drijven.’ ‘Altair, wij zijn precies hetzelfde, jij en ik. We hebben hetzelfde doel, waar we heilig in geloven. Wij zijn een.’ Ik kijk naar de grond. Dit kan niet waar zijn. En toch lijkt het zo. Ik kijk naar mijn hand. Mijn ringvinger ontbreekt. Ik kijk naar Garnier. Hij heeft zijn ringvinger nog. Ik kijk weer naar mijn hand, en laat mijn andere hand over mijn verborgen mes glijden. Ik heb het nog. Garnier wist het natuurlijk niet. ‘Ik snap dat het misschien niet zo lijkt, maar ik probeer de mensen echt te helpen, Altair. En aangezien Gaspard de appel nog niet heeft, heeft hij een alternatief nodig. Er zijn bepaalde kruiden, die ongeveer hetzelfde effect bereiken bij de mens. Ik moet alleen nog de juiste dosis uitvogelen.’ Ik heb maar half geluisterd. Ben ik echt als hem? Nee. Ik ben anders. Wij zijn anders. Ik ben geen tempelier. Ik ben een eervolle assassijn. Ik vecht voor vrede, maar ik onderdruk het volk niet! Ik bescherm ze. ‘Is er iets? Je bent zo stil. Ben je je tong verloren?’ Ik voel een ongekende woede in me opkomen. Hij liegt. Hij heeft het mis. Ik ben een assassijn, en geen tempelier. En dat zal ik ook nooit worden. Ik kijk op, en glijd van de tafel af. Garnier staat op. ‘En, nog iets te zeggen.’ Ik kijk even rond. Ik zie mijn zwaard liggen. Dan kijk ik weer naar Garnier. Ik knik. ‘Ja.’ ‘Nou? Zeg het dan?’ Ik haal even diep adem. ‘Requiscat in pace, tempelier!’ Met al mijn kracht steek ik mijn verborgen mes door zijn strot heen. Ik krijg een volle lading bloed over me heen. Hij verkrapt, maar verslapt al snel. Hij valt op de grond. Ik pak mijn zwaard, en verlaat de ruimte.

Reageer (2)

  • EvaSalvatore

    owwwwwwww yeah!!!!!!! team assissin!!!!!!(yeah) (hoera) love it!!!

    1 decennium geleden
  • Gunter

    Go Altair, go!(hoera)

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen