002 Lucinda Day
Ik stapte in de koets en staarde naar mijn vrienden die bij de poort stonden. Neville had tranen in zijn ogen en Luna had zoals gewoonlijk een dromerige blik. Harry deed zijn handen in zijn zakken en staarde me glimlachend aan. Het was geen vrolijke glimlach, meer een trieste glimlach. Hermione riep iets naar me, ook al hoorde ik het niet. Ze zei vast en zeker iets over school of dat ik haar brieven moest sturen. Typisch Hermione. Ron zwaaide naar me en ik zwaaide terug.
Als ze wisten wat een telefoon was had ik met kunnen praten via een mobiel, of kon ik met hun sms'en. Dat wisten ze niet, dus moest het maar op de ouderwetse manier. Via post.
Ik knipperde mijn tranen snel weg, ik haatte het om te huilen. Dan voelde ik me zwak en zielig. Ik moest altijd sterk blijven, dat was echt bij me ingehamerd. Niet huilen Lucinda! Wees niet zo zwak Lucinda! Ik walg van je Lucinda! Ik balde mijn vuisten.
Mijn vader was echt een monster, een echte monster. Hij was gemeen, manipuleerde en had me altijd onder druk gezet. Ik mocht van hem geen fouten maken, ik moest perfect zijn. Mijn vader begreep niet dat perfectie niet bestond, iedereen had wel iets. Angsten, egoisme en de dorst naar macht. De wereld waarin wij leven is gevaarlijk, vol bedrog. Zelfs de wereld was imperfect.
Ik zuchtte en rechtte even mijn rug. Ik staarde naar uit het raam. Ik speelde met mijn haarlok en zuchtte alweer. Ik zag er echt tegenop om naar huis te gaan.
Toen de koets eindelijk stopte, stond ik snel op van mijn stoel. Ik zocht met mijn ogen naar mijn koffers, ik pakte ze snel. Een jongen kwam mijn kant oplopen en zei: 'Zal ik je helpen met je koffers?'
Ik schudde snel mijn hoofd, zijn blik beviel me helemaal niet. Hij bestudeerde me als een stuk vlees, ik wierp hem een giftige blik toe. Verschrikt door mijn blik maakt hij zich snel uit zijn voeten. Ik haatte jongens die naar naar meisjes keken of ze vlees waren en dat ze goed gekeurd moesten worden. Ik haatte ook jongens die zich gedraagden alsof elk meisje producten waren, je kocht iets en als het niet meer werkte dat ze het dan weggooide. Ik walgde van zulk soort jongens. Ik werd er gewoon ziek van. Ik had zelf nooit vriendjes gehad, ook al was ik zestien. Meeste meisjes hadden al een vriendje op hun viertiende, maar ik niet. Ik werd dan meestal ook raar aangekeken als ik dat zei. Ik vond het niet erg, ik kon wachten tot ik de ware had gevonden. Dat klonk misschien een beetje kinderachtig, want alleen in sprookjes vond je de ware. Dat geloofde ik niet, voor iedereen was er wel iemand. Iemand waar je leven mee kon delen en iemand waar je van kon houden. Iemand die je zo kon vertrouwen dat je al je geheimen mee kon delen. Ook wel de ware genoemd.
Ik zuchtte dromerig en keek om me heen, was mijn ware hier ergens?
Ik liep snel verder en zocht naar mijn ogen naar Hagrid. Hij zou me op een boot zetten en dan moest ik via de trein naar huis. Hagrid was er nog niet. Ik tikte met mijn voet op de grond op een ritmische manier.
Ik was misschien te vroeg gekomen, ik wierp een blik op mijn horloge. Ik was een kwartier te vroeg gekomen. Hagrid was altijd stipt en nooit telaat. Ik glimlachte.
Wat kon ik doen in de tijd dat hij er niet was. Ik kon wachten of een beetje rondkijken.
Ik zuchtte verveeld, rondkijken was het dus. Ik liep weg en trok mijn trolley met me mee, in mijn andere hand was mijn koffer.
Er waren een paar winkels hier in de buurt, ik zag hoe mensen in en uit een winkel lopen. Ik zag hoe heksen en tovernaars naast elkaar liepen en lachten. Het was heel druk, ik voelde om de minuut een schouder of een elleboog tegen me aan. Een kind rende een snoepwinkel in en zijn moeder volgde hem glimlachend. Met een goed gevoel liep ik verder, het was een klein dorpje. Veel dorpen omringde Hogwarts, maar de meeste kende deze dorpen niet eens. Ze waren niet echt bekend. Het waren meestal kleine dorpjes met een paar winkels en weinig huizen. Er was een groot plein waar een waterput was, een paar kinderen speelden daar. Het was een best vrolijke plek, waar mensen gezellig met elkaar omgingen. Het leek wel of hier geen problemen waren, of ze konden het goed verbergen.
Mijn blik viel op een winkeltje, het was best klein. De muren waren vol met posters van gezochte criminelen, de rillingen liepen over mijn rug toen ik ernaar keek. Ik keek naar de uithangbord: De groene klaver. Ik liep er naar toe en staarde door de ramen. Ik zag een paar mannen die gezellig wat dronken en met elkaar lachten.
Ik liep erin en keek of er nog een plekje vrij was. Er stond een lege tafel en daar ging ik zitten. Ik bestelde snel een glas boterbier en wachtte geduldig tot ik het kreeg.
Ik glimlachte naar de jongen die het me gaf, hij bloosde en liep snel. Ik nam een slok van mijn drankje.
Ik keek op mijn horloge en zag dat ik vijf minuten had. Ik dronk alles snel op en legde het geld op de tafel en rende naar buiten. Ik botste tegen iemand in de deuropening en viel op de grond. Mijn koffer vielen een paar meter van mij vandaan, ik kreunde zachtjes. Ik was echt tegen een hard lichaam gebotst. Ik stond snel op met rode wangen en wilde me verontschuldigen, maar ik bedacht me. Diegene zou tegen MIJ moeten verontschuldigen. Ik zag niet wie het was, diegene zat in precies in de zon. Als ik probeerde te kijken viel er zonlicht in mijn ogen. Ik kneep mijn ogen samen en klopte mijn kleren af. Mijn hand verdween in mijn laars om te kijken of mijn toverstok daar nog was. Ik glimlachte toen ik mijn vertrouwde toverstok voelde, het past perfect in mijn handpalm.
Ik wachtte op een verontschuldiging, maar ik hoorde niks. 'Hey?!?'
'Wat?' Het was een jongen, ik herkende de stem. Het lag op de puntje van mijn tong, maar ik kon er niet op komen.
'Wat denk jij te doen?' zei ik boos.
'Weg gaan' zei hij, hij duwde me omver om verder te lopen. Mijn mond viel open van verbazing, hij had lef.
Hier kwam hij niet mee weg!
Reageer (1)
snel verder hij is awesome! Xx
1 decennium geleden