Schrijfwedstrijd Merrow opdracht 5 - Gillian en Helena
Een tragedie over een onmogelijke liefde… Een verhaal dat al door velen herschreven is. Suc7 met de finale opdracht!
Minimum aantal woorden: 1500 woorden
Maximum aantal woorden: 7.500 woorden
Een verhaal dat al in vele vormen gegoten is, gaan jullie opnieuw herschrijven. Het draait om liefde en romantiek, om drama en tragedie… Je bent volledig vrij in het kiezen van tijd en perspectief.
Wat wordt er verwacht? We gaan een originele versie van Romeo and Juliet schrijven en proberen het cliché te doorbreken. Dus wees zo creatief mogelijk en verwerk de belangrijkste elementen van deze tragedie in je verhaal. Gebruik het aantal woorden dat je ter beschikking hebt goed, aangezien je niet voor niets zoveel woorden mag gebruiken voor je verhaal.
Je bent volledig vrij in wat je met dit cliché doet. Je kan binnen het genre zelf bepalen wat je schrijft: fantasy, oorlog, misdaad, drama, chicklit, science fiction, horror, western enzo… Je kan spelen met de elementen zelf en hier je eigen draai aangeven, maar toch de basis behouden. Wees in ieder geval zo creatief mogelijk en maak geen exacte kopie van wat al bestaat.
Wat moet erin terugkomen:
Een onmogelijke liefde tussen twee personen;
door twee rivaliserende groepen;
waarbij de twee personen elk tot een groep behoort;
en een tragisch einde tegemoet gaan.
Natuurlijk, Romeo and Juliet bevat zoveel meer elementen (doe eventueel research), maar dat zijn toevoegingen op het eigenlijke verhaal. In deze opdracht schrijven jullie je eigen toevoegingen erbij en uiteraard mogen jullie enkele elementen alsnog gebruiken.
Met een tragisch einde bedoel ik zeker niet dat beide personages moeten sterven, aangezien er zoveel meer manieren zijn waarop een verhaal tragisch kan eindigen, maar het is zeker wel toegestaan om dat einde te gebruiken, als je er maar een eigen draai aan geeft.
De titel van je verhaal zijn de namen van je twee hoofdpersonages zoals bijvoorbeeld: Romeo en Julia, Bonny en Clyde, Jack en Jill.
Gillian en Helena
Het water klotst luidruchtig tegen de zijkanten van de boot. Het is onrustig op zee, waarschijnlijk in voorspelling van de strijd die gaat komen. Ik kijk uit over de zee die zich uitstrekt en er is geen enkel teken van een eiland wat in de buurt is. Toch kan het wel zo zijn, maar het staat niet op onze kaart. Deze kaart is al drie jaar oud en bijna niet bijgewerkt, dus wij hebben nu een beeld van het jaar 1871. Veel dingen zijn in de tussentijd niet ontdekt, maar de kleine dingen zijn ook van belang. Met een hand boven mijn ogen tuur ik over de zee, uitkijkend naar het andere schip. Zoekend naar haar. Een vogel in de lucht wekt me op uit mijn gedachten en dat is voor mij ook een teken dat er ergens land moet zijn. Ook vogels moeten landen, ondanks dat ze kunnen vliegen. Niets is voor eeuwig.
‘Waar zat jij met je gedachten?’
Ik kijk met een ruk opzij en even voel ik me betrapt. Het is Eugène. Waarom doe ik zo betrapt, niemand weet ervan, helemaal niemand. Het is ons geheim, zij en ik zijn de enige die er vanaf weten.
‘Ik was in gedachten al aan het voorbereiden, hoe wij straks het andere schip te gronde zullen richten,’ geef ik dan snel nog antwoord.
Er staat een grijns op Eugène zijn gezicht, maar die is niet weerspiegeld op mijn gezicht. Eigenlijk gaan mijn gedachten inderdaad naar het vooruitzicht van straks. Een strijd op zee gaat komen, want op dit moment vaart ons schip, De Engelenvaart, in een koers die als het goed is recht naar onze vijand gaat, Het Hemelschip. Het gaat nog bloederig worden en dat is nog niet het ergste, maar wel wie er misschien een slachtoffer wordt. Zij. Dit is niet de eerste keer dat we in aanvaring komen met Het Hemelschip. Er zijn al eerder slachtoffers gevallen en zo is het eigenlijk allemaal begonnen. Ik weet nog hoe ik haar daar zag liggen…
Overal om mij heen hoor ik schoten en jammerende kreten van pijn. Sommige herken ik als stemmen van mijn schip. Ik ren door naar het achterdek en vind daar een meisje. Het verbaast me om te zien, wat doet een meisje aan boord van een piratenschip? Haar lange haren zijn over haar bovenbenen heen gevallen, omdat ze naar voren gebogen zit. Er zit een groot, gapend gat in haar been en er stroomt bloed uit. Ze kijkt op en ik zie de angstige blik in haar ogen. In eerste instantie begrijp ik niet waarom, maar dan besef ik me dat ik nog altijd de vijand ben en mijn zwaard geheven heb. Snel laat ik die zakken, terwijl ik normaal gesproken allang het lichaam had doorboord. Ik ben gewoon aangedaan door het feit dat het een meisje is te midden van allerlei mannen die vechten op leven en dood.
‘Gillian, is daar iemand?’
Het wordt naar me geschreeuwd door Eugène en even weet ik niet wat ik moet reageren.
‘Nee, er is hier niemand.’
Het meisje kijkt met verbaasde ogen naar me en ze begrijpt het niet. Ik begrijp het zelf niet eens, want er zit hier toch echt een bevend meisje voor me. Het zijn haar ogen. Ik kniel neer en mijn zwaard heb ik weggestopt.
‘Wat is je naam?’ vraag ik zachtjes aan haar, zodat niemand opmerkt dat wij hier nog zijn.
Ze beeft en zachtjes laat ik mijn hand neerdwalen op haar schouder. Ze is bang. Begrijpelijk, want ze hoort hier helemaal niet thuis.
Nooit heb ik begrepen wat ze op dat schip deed en doet. Het is gevaarlijk, maar het is iets waar ik mij al te graag aan waag. Ze is een meisje, zo fragiel en breekbaar. Toch heeft ze me meer dan eens verbaasd door steeds te overleven. Misschien dat het wel haar bestemming is, maar ik wil niet dat er een kans is dat ze om komt. Echter heeft ze nog nooit naar mijn woorden geluisterd en de enkele keer dat ik een verloren kus op haar lippen heb kunnen drukken, had ik niet de tijd om te benadrukken dat ze zou moeten wegblijven.
‘Ik zie beweging aan de horizon!’
Mijn blik richt zich naar de horizon, waar inderdaad een schip zich begeeft. Nee, dit is niet zoals het zou moeten zijn. Het Hemelschip is niet voorbereid op onze aanval, net zoals de eerste keer dat wij aanvielen.
’Helena,’ zegt ze vluchtig met een trillende stem.
Ik steek mijn hand naar haar uit, om haar overeind te helpen, maar ze kijkt me alleen maar schuchter aan. Als een bang en gewond dier. Wat ze in principe ook is, behalve dat ze geen dier is, maar een mens. Ze vangt me met haar schoonheid en weer word ik even van de aarde opgetild door haar blik. Het zijn haar ogen, die zorgen ervoor dat ik niet meer weet wat ik moet doen. Het schip staat op instorten, precies volgens het plan, maar op dit moment kan ik alleen maar aan het meisje voor me denken. Haar naam blijft gonzen door mijn hoofd en baant zich een weg door mijn bloed via mijn aderen. Het komt terecht in mijn middelpunt, in mijn hart.
‘Laat mij je helpen,’ stamel ik tegen haar, zoekend naar woorden.
Wild schudt ze haar hoofd en dan trekt ze haar eigen zwaard. In haar ogen schiet een glimp van woede, maar dan valt het zwaard uit haar handen. Ze slaakt een kreet van pijn en kan zich dan alleen nog maar richten op haar wond. Snel trek ik mijn vuile en bezwete blouse uit. Beter iets dan niets. Stevig bind ik het om haar been heen. Waar ben ik mee bezig? Ze is de vijand. Toch realiseer ik me waarom ik dit doe, want ik doe dit omdat het een zij is en niet een hij.
‘Laat me met rust.’
Ze jammert en probeert mij weg te houden bij haar been, maar ik geef me niet zomaar gewonnen.
‘Jij hoort hier niet te zijn, Helena.’
Ik gebruik haar naam, in de hoop om tot haar door te dringen.
‘Heb je er ook al over nagedacht dat er nu geen weg meer terug is? Steek dat zwaard door mijn hart en maak er een einde aan, want dat is precies waar jullie voor gekomen zijn.’
Ze heeft gelijk en even kijk ik haar sprakeloos aan, voordat ik mezelf herpak.
‘Ik had jou niet hier verwacht, niet op dit schip, niet bij dit gevecht.’
‘Alsof dat iets zou moeten uitmaken, want je vermoordt alsnog mensen?’
Ik word hier terecht gewezen door een meisje dat ik allang had moeten vermoorden, maar toch laat ik het over me heen komen.
‘Nog even mannen en dan hebben we onze wraak, dan maken wij ze af, voordat ze weer ons schip ten onder laten gaan. Dit keer zijn wij beter voorbereid dan de vorige keer.’
Het is de kapitein van ons schip die spreekt en we staan nu, opgesteld in twee rijen, naar hem te luisteren. Ik denk even terug aan de eerste keer. We hadden moeten winnen, dan was alles nu anders geweest, maar Het Hemelschip was te sterk. Toch ben ik blij dat het zo gelopen is, want anders was ik haar nu kwijt geweest. Mijn Helena.
‘Maak je klaar, het is nu of nooit,’ roept de kapitein ons toe met een vuist in de lucht.
Ik voel me allang niet meer thuis op dit schip, want ooit was dit alles wat ik had. Mijn thuis, mijn familie, ondanks dat het slechts vrienden waren en geen bloedverwanten. Totdat ik Helena ontmoette. De wereld veranderde in dat ene moment dat ik haar zag. Nu is zij mijn alles, mijn thuis, mijn familie. Ik heb niemand meer nodig behalve zij, maar zij is juist de enige die ik niet kan krijgen. We verschillen. We zijn van andere schepen en een andere afkomst. In het begin had ik hoop, elke keer dat ik wist waar ze zich bevond. Dan beeldde ik me in de nacht in, terwijl de andere lagen te slapen, hoe ik met een reddingsboot zou ontsnappen en heel de wereld afzoek om haar weer te zien. Hoe ik haar lichaam zou aanbidden en haar woorden zou drinken. Vaak genoeg is zo'n fantasie voorbij gekomen, maar nooit werkelijkheid geworden.
Het Hemelschip nadert snel, aangezien de schepen recht op elkaar af varen. Mijn grootste angst is om deze slag te winnen, want dan is Helena sowieso dood. Nog liever heb ik dat ons schip weer ten onder gaat, dan dat Helena dood zal zijn. Ons weerzien zal langer duren, doordat ons schip opnieuw gebouwd moet worden, maar dan zijn we tenminste nog samen. Al is het met zeeën tussen ons.
Ze denkt dat ze me niet kan vertrouwen en ik begrijp het ook. Ik geef haar daar alle recht toe, maar dit gevoel hier diep in mijn hart wil haar laten zien dat ze dat wel kan.
'Vertrouw me, alsjeblieft. Ik heb je niet verraden tegenover mijn kameraad."
Ik hoop dat dit haar zal overtuigen, maar nog altijd is ze bang en ze wil liever dood.
'Oké, je kan me niet vertrouwen... Dat is begrijpelijk.'
Ik pak mijn zwaard weer en Helena krimpt ineen. Haar wond op haar been is nog steeds open, maar bloed nu veel minder. Mijn lichaam is getraind en vuil, met hier en daar een litteken. Voor de rest ben ik ongeschonden, tot nu. Ik draai het zwaard naar mezelf en maak een snee dwars over mijn borstkas.
'Vertrouw me,' fluister ik.
Het kan niet boven het lawaai uitkomen wat zich achter ons afspeelt, maar alsnog weet ze wat ik bedoel. Ze knikt, maar kijkt niet mijn kant op. Het verbaast me dat niemand ons vindt, maar dan hoor ik achter mij luid gekraak en zie ik mijn eigen schip zinken. We hebben verloren... Snel kijk ik terug naar Helena en knik dan.
'Dit is niet onze laatste ontmoeting,' zeg ik snel en dan sta ik op.
Ik spring overboord en ga naar mijn vrienden, niet langer mijn familie.
Er is iets gegroeid tussen ons, Helena en ik. Iets wat mij mijn vrienden heeft doen verraden, een litteken heeft laten maken op mijn borstkas en waardoor Helena nu constant in mijn hoofd zit. Nog nooit heb ik getwijfeld aan mijn liefde voor Helena. Eerst kon ik het gevoel niet benoemen. Later ben ik erachter gekomen dat het liefde was, hoewel ik het eerst niet kon geloven. Liefde? Dat bestaat niet! Al helemaal niet liefde op het eerste zicht. Toch heb ik het ondervonden. Ik ben mezelf niet meer.
'Zet je schap, neem je plaats in, dan gaan we wraak nemen!'
Iedereen joelt en juicht, maar ik ga inderdaad naar waar ik heen moet. Precies de plek waar ik Helena kan zien en naar haar toe gaan. Het doen lijken als een gevecht, maar eigenlijk overleven we.
'Aanvallen!'
Het wordt gebruld aan onze kant en ik kijk dan in de richting van Helena. Of waar ze hoort te staan. Er staat een man die grijnzend mijn kant op kijkt. Foute boel, dit is foute boel. Gelijk slaan mijn gedachten op hol en zoek ik heel het schip af. Helena is één van de drie meisjes op dit schip. Op het moment dat het eerste kanonschot van hun kant wordt afgevuurd, realiseer ik me dat ze wel voorbereid zijn. Daarom grijnsde de man. Ik weet niet of ik blij moet zijn of wanhopig. Blij, omdat Helena's schip niet zomaar vernietigd wordt, maar ze een kans hebben om te blijven leven. Of wanhopig, omdat Helena nergens te zien is op het schip. Mannen springen over en weer naar elkaars schepen, klaar om te vechten. De eerste steken worden uitgedeeld en ik kom bij zinnen als er iemand opduikt in mijn gezichtsveld. Het is de grijnzende man en hij komt op me af. Om mij heen sneuvelen mensen, maar het enige wat tot me doordringt, is de naam Helena. Snel trek ik mijn zwaard en schreeuw ik. Met grote passen ren ik op de man af en het lukt me zowaar om hem neer te steken zonder zelf gewond te raken. Mijn ogen kijken de omgeving weer rond en dan besluit ik naar hun schip te gaan. Ik gebruik een touw en slinger daarmee naar het andere schip. Het ligt recht tegenover ons. Als ik op het andere schip ben, ren ik gelijk richting het ruim. Helena moet hier ergens zijn. Ik moet haar vinden! De gedachte aan dit schip zonder Helena is niet te verdragen. Het kan mij niets schelen hoe fout onze liefde is, want het enige wat voor mij telt, is Helena en haar veiligheid. Zodra ik het ruim in ben, weet ik dat ik erin geluisd ben. Van achteren word ik gegrepen en vastgehouden. Er komt iemand op mij af gelopen vanaf de andere kant van de ruimte.
'Helena?'
Mijn stem slaat over en ik kan het niet bevatten. De greep om mijn armen wordt verstrakt wanneer ik naar haar toe probeer te lopen. Ze heeft me nog niet aangekeken en achter haar loopt nog iemand. Ik herken de kapitein van het schip en Helena en hij houden halt voor me. Dit is het eerste moment waarop Helena naar me kijkt, maar haar ogen zijn niet meer goudbruin. Ze stralen geen enkele emotie uit en lijken leeggezogen.
'Helena, je weet wat je moet doen,' zegt de kapitein en ik begrijp het niet.
Wat moet ze doen? Maar het wordt me dan al snel duidelijk als ze een zwaard pakt.
'Helena! Wat ga je doen?'
Mijn stem is schor en ik kijk met smekende ogen naar haar. Al die tijd heb ik gedacht dat onze liefde voor elkaar geheim was gebleven, maar nu realiseer ik me dat het onmogelijk is.
'Dit is het einde, Gillian,' spreekt Helena.
Haar stem is niet meer hetzelfde en ik sluit angstig mijn ogen als ze het zwaard heft.
'Ik hou van je,' fluister ik dan, want hier in het ruim is duidelijk te horen wat iedereen zegt.
Je hoort de geluiden van het gevecht niet. Dan open ik mijn ogen op het moment dat ze het zwaard laat zakken. Recht mijn borstkas in, op de plek van mijn hart. Mijn ogen worden wijd en op dat ene, fragiele moment lijkt alles stil te staan en kijk ik Helena recht aan. Haar ogen hebben de goudbruine kleur en er staat verdriet en pijn in, maar vooral liefde. In dat ene moment realiseer ik me dat dit voor haar nog meer pijn doet, dan voor mij. Dit heeft ze niet gewild. Haar ogen verliezen de glans en het moment is voorbij. Ze sluit elke emotie buiten en ik val op de vloer van het ruim. Mijn ogen staan wijd open en mijn laatste blik is naar Helena, totdat alles zwart wordt.
Er zijn nog geen reacties.