APWBP Boek 1 Hoofdstuk 7 Deel 1
Uit ervaring wist ik dat ze wel stil zouden worden bij het Sorteren. Velen hadden elkaar twee maanden niet meer gezien, ze hadden vast weer een hoop bij te praten.
Nadat onze oudgedienden allemaal in de zaal zaten, duurde het niet lang voor ook Hagrid binnenkwam. De eerstejaars waren gearriveerd en zouden dadelijk met professor Anderling de zaal in komen. De spoken kwamen de zaal ook binnen gezweefd, en met een glimlach bedacht ik me hoe sommige eerstejaars daarvan geschrokken zouden zijn. Nou ja, de dikke monnik en de andere afdelingsspoken zouden wel vriendelijk geweest zijn, het was al goed dat ze Foppe niet meteen bij hun aankomst zagen. Aan de spoken was iedereen meteen gewend, aan die klopgeest daarentegen… Maar ondanks Vilders vele aanvragen had ik Foppe nooit de school uit laten sturen, ik kon best wel met hem lachen soms. Bovendien, hij deed niemand ooit echt kwaad. Of hij ongevaarlijk was daarentegen, dat was een andere vraag. Sommige van zijn streken gingen toch net iets te ver, maar gelukkig hield de Bloederige Baron hem redelijk in toom.
De eerstejaars kwamen binnen, netjes in een rij en voorgegaan door professor Anderling. De andere leerlingen werden langzaam stil. Ik genoot van de verbaasde gezichten van de eerstejaars, zoals gewoonlijk trok vooral het plafond hun aandacht. En… Ah, daar was hij, Harry Potter. Naar zijn komst had ik uitgekeken. Hij leek ontzettend veel op James, met een even warrig kapsel. Achter hem liep die jonge Wemel, de zesde al die naar Zweinstein kwam. Zijn twee oudste broers waren inmiddels al afgestudeerd. Voor zover ik de Wemels kenden zou hij best eens een goede vriend kunnen zijn voor Harry Potter. Al leek hij nu nog een gewone leerling, er bestond geen twijfel over dat zijn schoolcarrière niet zo vlekkeloos zou verlopen als die van de anderen.
Minerva zette het krukje neer en legde de Sorteerhoed erop. Een aantal eerstejaars keken er ongemakkelijk naar, terwijl de rest van de zaal er net vol verwachting naar keek. Met een glimlach wendde ik me ook tot de hoed, benieuwd welk lied hij deze keer zou zingen.
Ik ben misschien wat sjofel
Maar dat is de buitenkant.
Niemand weet zo goed als ik,
Van de hoed en van de rand.
Op gebreide mutsen kijk ik neer,
En ook op hoge hoeden,
Ik ben de sorteerhoed van de school,
En weet meer dan je zou vermoeden.
Al puilen de geheimen uit je hoofd,
De Sorteerhoed ziet ze vast,
Dus zet me op, dan zeg ik je,
Wat het beste bij je past.
Misschien hoor je bij Griffoendor,
Bekend om zijn dapperheid,
Ja ridderlijkheid en durf en lef,
Is wat Griffoendors onderscheidt.
Misschien hoor je bij Huffelpuf,
Vind je hard werken oké,
Huffelpuffers blinken uit door trouw,
En hebben geduld voor twee.
En bij het wijze Ravenklauw,
Vinden mensen met verstand,
Die geleerd en bij de pinken zijn,
Altijd wel een geestverwant.
Misschien voel je je pas werkelijk thuis,
Als je naam bij Zwadderich prijkt.
Die sluwe lui schuwen echt niets,
Als hun doel maar wordt bereikt.
Dus raak vooral niet in paniek,
Zet me rustig op je kop,
Al ben ik een hoed, ik heb van jou,
Vast een vrij hoog petje op!
Reageer (2)
1 decennium geledenIk blijf het een mooi lied vinden
Snel verder!!
1 decennium geleden^^