Light
I'm back (:
Een donkere gang doemde voor me op, ik strompelde uitgeput over losliggende stenen en zocht met mijn handen de weg. Het leek eindeloos te duren, tot ik uiteindelijk een zwak licht voor me zag, het leek kilometers weg en nooit dichterbij te komen. Ergens van buiten de muren weerklonk er een snijdend geluid, een klaaglijk gejammer. Het geluid zwol aan, zo hard dat het leek alsof er tientallen mensen het uitschreeuwden. Ik probeerde mezelf te verzetten tegen het geluid en strompelde koppig verder. Ik wist niet waar ik naartoe moest, dat hadden ze mij niet gezegd. ‘Volg de weg,’ schreeuwde de man in mijn herinnering. Hij keek naar mij, naar de vrouw en kinderen naast me met een gezicht vol pijn. We begonnen te rennen. Over hobbelende paden, constant struikelend. Ik haalde mijn handen en knieën open, het laatste wat ik me herinnerde was een zwarte vlek voor mijn ogen die zich uitbreidde tot ik niets meer kon zien. Mijn bewustzijn verloor ik geen seconde later.
Mijn haren zwiepten om mijn gezicht door de ijskoude wind die van overal en nergens leek te komen. Het werd steeds moeilijker om te vechten tegen de vermoeidheid, tegen de pijn. Ik merkte dat de wonde op mijn hoofd steeds feller begon te bloeden, het deed zo’n pijn dat ik dacht dat ik zou flauwvallen. Ik viel op mijn handen en knieën en kroop uitgeput verder. Toen ik de vage omtrek van een grot dacht te herkennen krabbelde ik recht. Ik ging naar binnen in de hoop te kunnen schuilen voor de gruwel waar ik voor vluchtte.
Het licht leek enigszins feller te worden, merkte ik op, maar dat kon evengoed een hallucinatie zijn geweest. Hoe lang had ik hier al rondgelopen? Was het een dag, een uur geleden dat ik nog vredig in mijn bed had gelegen? Hoe hard ik ook probeerde, ik kon het me niet herinneren. Er was niets meer. Het leek haast alsof er zich een gapend gat in mijn geheugen vormde en zelfs die laatste momenten langzaam aan naar de vergetelheid verdwenen.
In gedachten verzonken merkte ik niet dat het licht ondertussen verdwenen was en de lucht om me heen nog kouder was geworden. Ik hoorde geen voetstappen op de grond, maar die had ik waarschijnlijk toch nooit kunnen horen. Een ijskoude hand streelde over mijn hals, gevolgd door een verschrikkelijke pijn die eeuwig bleef aanhouden. Vlammen die me van binnenuit leken te verbranden en nooit wilden uitdoven.
Ik schoot omhoog en haalde haperend adem. Alice staarde me verschrikt aan.
Reageer (11)
snelverder!
1 decennium geleden.x3
Verder!
1 decennium geledenSpannend
1 decennium geledensnel verder he
x
omg! snél verder!!
1 decennium geleden
1 decennium geledensnel verder
X