Chapter 30
plaatje is Altair en Brego
Ik klim op Brego. Hij hinnikt enthousiast. 'Ik ben ook dolblij om weer terug naar huis te gaan, broeder. Jeruzalem is geen plek voor iemand als ik.' Ik geef hem de sporen. We rijden weg. Ik hoor nog steeds de stem van Talal in mijn hoofd. Wilde hij echt die mensen helpen? Maar, slavernij is geen oplossing. Dat moet hij toch ook geweten hebben? Dat is gewoon zo. Iedereen weet dat. Maar hij leek zo zeker van zijn zaak. Ik zucht. Ik moet dit aan Tarkan vertellen. Brego hinnikt even, en stopt. Wat is er nu weer? Ik kijk op. 'Oh...Ik snap het al.' Ik sta aan de rand van een afgrond. Nogal logisch dat hij stopt. 'Sorry jongen, daar had ik je bijna een afgrond afgestuurd. Ik moet mijn gedachten erbij houden. Dadelijk denderen we nog ergens vanaf. Ik geef hem de sporen, en Brego stapt weer verder. Het is heerlijk weer vandaag, dat wel. We gaan omhoog. Onder me zie ik een dal liggen. Er staan tenten. Het zijn soldatenkampen! Wat is dit voor iets? Ik laat Brego stoppen. Ik stap af, en loop naar de rand van de richel. Ik zak door mijn knieën, en kijk naar beneden. Ik zie soldaten rondlopen. Zo te zien, zijn het Arabieren. Zijn ze zo bang voor de Engelsen? Het moet bijna wel. Ik sta weer op, en klim op Brego. 'Nou jongen, we zullen nog voorzichtig moeten zijn. De soldaten houden niet van mensen zoals mijn broederschap.' Ik geef Brego de sporen. We komen steeds hoger. Het hele dal staat vol met tenten. Er worden verdedigingslinies opgesteld. Ik hoor voetstappen, en kijk weer voor me. Ik zie een groepje soldaten op me af lopen. Ik laat Brego wat langzamer lopen. Ik kijk naar de grond. De soldaten komen steeds dichterbij. Ze hebben me gezien, maar ze lijken er geen problemen mee te hebben. Nou, gelukkig maar. Langzaam passeren we elkaar. Opeens hoor ik dat ze stoppen. Ik ga gewoon verder. 'Hey, jij daar! Assassijn!' Daar heb je het al. Ik hoor dat ze hun zwaarden trekken. Ik plant mijn voeten stevig in de flanken van Brego, en ik schiet weg. 'Erachteraan! Waarschuw de rest!' Oh man, daar gaat mijn rustige terugreis. Ik kom nog meer soldaten tegen. Ze rennen allemaal achter me aan, maar ik raak ze al snel kwijt. Brego is snel, en zij zijn te voet. Een oneerlijke strijd, maar het is wel in mijn voordeel. Opeens hoor ik hoefgetrappel. Ik kijk achterom. Een paar soldaten op paarden zitten achter me aan. Oh fijn, dat kan er ook nog wel bij. Ik laat Brego sneller rennen. De weg gaat weer naar beneden. Moeizaam manoeuvreert Brego naar links en naar rechts. Ik kan hem nu niet laten stoppen, dan gaan we eraan. Eindelijk komen we aan bij een dal. Gelukkig, we hebben meer plaats. Voor me zie ik uitkijkposten opdoemen. Er staan ook soldaten op. We vliegen erlangs. 'Hé! Assassijn! Houd hem tegen!' Er vliegt een pijl rakelings langs mijn oor. Gelukkig heeft het Brego niet geraakt. De soldaten zitten vlak achter ons. Ik moet ze zien kwijt te raken. Wacht! Daar is een paadje. Laten we hopen dat het de ingang van een of ander labyrint is. We rennen ernaartoe. Het paadje is smal, en wordt omgeven door rotsen. Ik moet Brego wel laten afremmen. We slaan linksaf, rechtsaf, en nog eens rechtsaf. Het geluid van de soldaten sterft langzaam weg. We komen aan bij een grot. Ik laat Brego stoppen. Ik hoor hem uithijgen. 'Volgens mij zijn we ze kwijt, jongen.' Ik luister nog eens goed. Ik hoor helemaal niets meer. Ik slaak een diepe zucht van opluchting. Ik hoor wat rommelen, boven mijn hoofd. Ik kijk naar boven. Fijn, er is storm op komst. Dat wordt dus overnachten, in de grot. Ik begeleid Brego naar binnen. Zo te zien voelt hij zich niet op zijn gemak. 'Rustig maar, jongen. Het is maar onweer. Ik hoor het donderen. Brego schrikt, en rent weg! 'Brego! Nee, kom terug!' Ik begin te rennen, achter hem aan. Het is beginnen te regenen. Ik moet Brego te pakken zien te krijgen. Ik klim naar boven, en ren over een richel. Ik zie Brego rennen. Ik volg hem, in het labyrint van rotsen. Ik begin sneller te rennen. Brego is nog steeds in paniek, zo te zien. Ik zie een uitgang van het labyrint. Ik spring van de richel af, en land in het gras. Ik zie Brego rennen. Het is een afgrond! Oh nee, hij rent recht op de afgrond af! Ik begin harder te rennen. Ik moet hem zien te stoppen. 'Brego! Brego, kom hier!' Brego hoort me niet, en rent verder. Hij nadert de afgrond. Ik begin sneller te rennen. 'Brego, stop! STOP BREGO!' Ik zie dat het al te laat is. Hij rent te snel. Hij probeert te stoppen, maar struikelt over zijn eigen benen. Hij valt, en rolt van de richel af. Hij probeert zich met zijn benen tegen te houden. Ik grijp de teugels vast, en trek eraan. 'Houd vol, Brego! Ik hijs je op!' Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Hij weegt meer dan 500 kilo! Ik voel dat ik hem niet lang kan houden. Maar ik kan hem niet loslaten, want dan valt hij. 'Kom op Brego! Klim!' Hij zakt weg, ik zak weg. Onder ons stroomt een woeste rivier. Brego is duidelijk in paniek. 'Ik laat je niet los!' Dan knapt het halster, en ik val op de grond. Ik kijk op. Ik zie nog net dat Brego naar beneden valt. Nee, dit kan niet waar zijn. Niet Brego! 'BREGO!' Ik zie hem in het water vallen, en niet meer boven komen. Dit kan niet waar zijn. 'Brego!' schreeuw ik nog eens. Ik hoor niks, alleen het onweer. Ik kan hem niet kwijt zijn. Hij is mijn beste vriend. Ik klim naar beneden. Hij moet nog leven, dat moet. De stenen zijn glad, dus ik moet uitkijken dat ik zelf niet val. Boven me bliksemt het nog steeds. Ik zet mijn voet verkeerd neer. Ik glijd naar beneden. Ik probeer me vast te pakken, maar het is te laat. Ik val naar beneden, in de rivier.
Reageer (1)
nee niet Brego!!! snel verder
1 decennium geleden