Foto bij Chapter 29

Uitgeput kom ik binnen. Ik leg de veer op het bureau. ‘Christina? Waar ben je? Ik ben weer terug.’ Christina komt aangelopen. ‘Altair? Oh gelukkig, je bent nog heel.’ Ik knik. ‘Ja, maak je maar geen zorgen over mij. Talal is dood.’ Ze pakt de veer op. ‘Ik zie het. En je bent niet zuinig geweest met zijn bloed.’ Ik knik, en loop naar het balkon. Bij de deur blijf ik staan. Het lijkt net alsof er niks gebeurd is. ‘Altair? Is er iets? Je bent zo stil.’ Ik zucht. ‘Vlak voor hij stierf, zei hij zoiets geks. Ik vroeg hem waarom hij…Waarom hij dit de mensen aandeed. Maar hij zag het niet zo. Hij dacht dat hij juist iets goeds deed. Hij deed dit om Jeruzalem veilig te houden. Om vrede te krijgen. Hij dacht het niet, hij was er echt van overtuigd. Hij zag niet in wat hij die mensen aandeed. En dat verwart me.’ ‘Dat is wat hij wil dat je gelooft, Altair. Hij is een slechte man. Het is gewoon typisch Talal. Hij probeert zich er altijd uit te praten. Zo te zien heeft hij dat nu ook geprobeerd.’ Ik ben niet overtuigd. ‘Als jij het zegt.’ ‘Het lijkt me het beste, dat je terugkeert naar Masyaf, en het aan Tarkan vertelt. Misschien kan hij je er verder mee helpen.’ ‘Ja. Ik vertrek morgen.’ ‘Morgen al?’ vraagt ze. Ik knik. ‘Ja, dat klopt. Het spijt me, maar Jeruzalem geeft me een onprettig gevoel. De hele stad…Het klopt niet. Acre bevalt me ook niet, maar dat komt door de kruisvaarders. Maar er is hier iets mis, alleen kan ik mijn vinger er niet op leggen. En als je het niet erg vind, dan ga ik nu slapen.’ Ik loop langs haar heen. ‘Wacht!’ zegt ze. Ik zucht, en draai me om. ‘Wat is er?’ vraag ik haar. ‘Je schouder…Je bloedt. Iemand moet dat toch verzorgen.’ Ach ja, mijn schouder. Helemaal vergeten, door alle adrenaline. ‘Vooruit dan. Maar doe het snel!’ Ik wil gewoon naar bed. Ik bloed heus niet dood. Het is maar een snee. Voorzichtig trek ik mijn kombuis uit. Ik ga op een stoel zitten. Christina staat al klaar met verband, en een of ander ontsmettingsspul. Vraag me niet wat het is. Ik wil het niet eens weten. ‘Ik zal het eerst ontsmetten. Anders gaat het nog ontsteken.’ Ze giet wat van de vloeistof op de wond. Het prikt even, maar ik laat niks merken. Daarna verbindt ze het. ‘Zo, dat is al beter. Dadelijk wordt je nog ziek.’ Ik sta op, en pak mijn kombuis. Ik loop naar de slaapkamer. Ik trek mijn laarzen uit. Ik ga op het bed liggen. Ik draai op mijn zij. Ik ben blij als ik weer terug naar huis kan. Ik vind het hier maar niks. Dan valt me iets in. De slaven! Zouden ze al bevrijd zijn? Voordat ik vertrek, moet ik maar even gaan kijken. Ik sluit mijn ogen. Ik ben zo moe. Het is echt hoogtijd dat ik weer eens goed ga slapen. Ik begin langzamer te ademen. Ik begin langzaam maar zeker in te doezelen.
Langzaam word ik wakker. Ik kijk rond. Waar ben ik? Ik ga langzaam recht zitten. Dit is niet de slaapkamer, of wel? Toch wel. Nu herken ik het weer. Mijn schouder voelt een beetje stijf aan. Voorzichtig beweeg ik hem even. Ik begin me aan te kleden. De deur gaat open. Ik draai me om. ‘Christina?’ Ze loopt naar me toe. ‘Dus je gaat vandaag echt weg?’ Ik knik. ‘Ja, inderdaad.’ Ik pak mijn spullen in. Ik pak mijn veldflessen. Ik loop naar de badkamer. Daar staat een grote bak met vers water. Ik vul ze, een voor een. Ik stop ze in mijn tas. Christina staat nog steeds in de deuropening. ‘Wanneer kom je weer terug?’ vraagt ze. ‘Dat weet ik niet. Dat ligt eraan, wat Tarkan wil. Het zal niet heel binnenkort zijn, want ik heb nog dingen die ik moet afhandelen in Acre.’ ‘Oh…’ antwoord ze. Ik zucht. Ik snap dat ze liever niet alleen achterblijft, maar ik heb niet veel keus. Ik moet deze mannen uitschakelen. ‘Ik beloof je dat ik terugkom. Maar houd je tot die tijd gedeisd, oké? Dit is een rare stad.’ Ze knikt. ‘Dat beloof ik.’ Ik druk een kus op haar voorhoofd. ‘Het ga je goed, Christina.’ Ik verlaat het bureau. Ik klim naar boven, en kijk rond. Hm, waar is die verdomde poort ook alweer? Ah, daar zie ik hem al. Ik moet naar het oosten toe. Ik begin te rennen. Ik spring over de daken. Wacht, ik moet eerst naar het pakhuis toe. Daar zitten nog steeds die slaven. Ik draai me om, en ren naar het westen. Als ik het me goed herinner, was hier ergens dat pakhuis. Bingo, ik zie het al. Het eerste wat me opvalt, is dat de mannen van Talal er niet meer staan. Hopelijk kom ik nog binnen. Ik spring op het dak. Hier was ergens die ingang. Gevonden! Ik klim naar beneden, via de ladder. Het is er donker. Ik loop naar beneden. Ik kom aan bij het valhek. Het is nog dicht. Hm, ik moet het toch open zien te krijgen? Ik kijk rond. Dan valt mijn oog op een hendel. Zou dat het zijn? Ik kan het altijd proberen. Ik duw hem naar beneden. En inderdaad, het valhek gaat weer naar boven. Mooi zo. Ik loop de ruimte binnen. ‘Hallo, is hier iemand?’ Ik hoor meteen gekreun. Het is hier zo donker. Het enige licht komt van een raam, dat niet helemaal open is. Laten we dat eerst eens doen. Ik klim naar boven, en maak het raam open. Ik word bijna verblind door het licht. Zo, nu kan ik tenminste zien wat ik aan het doen ben. Ik laat me naar beneden zakken. Nu valt me pas op hoeveel slaven hier zitten. Er zitten er zeker een stuk of 20. ‘Wie bent u?’ vraagt een jonge kerel. Hij zal niet ouder dan 16 zijn. ‘Ik ben Altair Ibn La Ahad, en ik kom jullie hier uithalen.’ ‘Bent u een assassijn?’ vraagt een andere man. Ik knik. ‘Ja, dat klopt. Maak je geen zorgen, ik kom jullie helpen. Weet iemand van jullie waar hier iets van een sleutel is?’ De jonge man knikt. ‘Ja, daar. Op dat haakje.’ Ik kijk in de richting van zijn vinger. ‘Kijk eens aan, geluk lacht me eindelijk eens toe. Ik pak de sleutels. Een voor een maak ik de kooien open. Ik word door iedere slaaf minstens 5 keer bedankt. ‘Het is geen moeite, echt niet. Zeker als de sleutel gewoon binnen mijn bereik was. Heb ik iedereen? Als er iemand is die nog vast zit, laat je dan horen.’ Ik hoor niks. Ik vertrouw het nog niet helemaal. ‘Oké, iedereen naar de andere kamer. Er is daar een ladder die naar buiten leidt. Ik ga nog even alle kooien na.’ De mensen knikken, en verlaten de ruimte. Ik kijk rond. Ik heb het gevoel alsof ik iemand vergeet. Een voor een kijk ik de kooien na. Ik hoor opeens zacht gekreun. Ik wist het! Er zit hier nog iemand. Ik loop snel langs de kooien. Bij de laatste kooi heb ik prijs. Er zit een oude man in. Hij zit op de grond. Zo te zien is hij sterk vermagerd. Ik maak zijn kooi open. Ik zak door mijn knieën. ‘Meneer? Kunt u me horen?’ Hij kijkt op. ‘Huh? Wie ben jij?’ ‘Maakt u zich geen zorgen. Ik kom u bevrijden. Kunt u staan?’ Hij schudt zijn hoofd. ‘Ben bang van niet, nee.’ Ik help hem overeind. Mijn god, hij weegt echt bijna niets. Gearmd lopen we naar de andere ruimte. Hm, ik zie hem nog niet die ladder opkomen. Dan moet hij maar op mijn rug. ‘Die ladder kom ik niet op,’ zegt hij. Ik knik. ‘Ja, dat snap ik. Ik hijs u wel op mijn rug.’ Zodra hij op mijn rug zit, klim ik naar boven. We staan op het dak. De rest van de mensen is al naar beneden geklauterd. Ik denk niet dat klauteren er voor mij in zit. Ik zet de man weer naar. ‘Goed, we gaan springen.’ De man kijkt me aan. 'Springen? Meen je dat nou?' Ik knik. 'Ja, ik ben bang dat we niet veel keus hebben.' Ik til hem weer op. Dit keer heb ik hem in mijn armen. Onder ons ligt een hooiberg. De man houdt me vast. Ik spring. We vallen naar beneden, en landen in de hooiberg. Ik help de man overeind. Hm, ik moet een dokter zien te vinden. 'Is er hier een dokter in de buurt? Deze man heeft hulp nodig!' Er komen een paar monniken aanlopen. 'Wij zullen wel voor hem zorgen, meneer. Maakt u zich geen zorgen.' De man draait zich om. Ik zie dat hij tranen in zijn ogen heeft. 'Dank je, mijn jongen. Zonder jou, zou ik het niet overleefd hebben.' Ik steek mijn hand op, als teken dat hij me niet hoeft te bedanken. 'Het is mijn plicht, meneer. Zorgt u maar, dat u weer beter wordt.' De man glimlacht naar me. 'Ja, dat zal ik doen. Daar kun je van op aan.' 'Dan bid ik u vaarwel. Dat wij ons nog eens mogen treffen, in betere omstandigheden.' Dat gezegd, draai ik me om en loop weg.

Reageer (2)

  • Gunter

    Yeay, nieuw hoofdstukje!! *Woot woot*

    (baby)

    1 decennium geleden
  • EvaSalvatore

    ik ben echt verslaafd aan Assassin's creed!!!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen