Chapter 28
Ik kom aan bij het pakhuis. Ik zie de mannen van Talal al staan. Ik moet hen eerst zien uit te schakelen. Ik klim naar boven. Ik verschuil me achter een schoorsteen. Ik kijk voorzichtig om het hoekje. Hij staat met zijn rug naar me toe. Ik ren naar hem toe, en steek mijn mes in zijn nek. Meteen sla ik mijn arm voor zijn mond, zodat hij geen geluid kan maken. Dadelijk verraad hij me nog! Na een paar seconden is hij dood. Mooi zo, nog maar 4 te gaan.
Eindelijk heb ik ze allemaal uitgeschakeld. Het is tijd dat ik naar binnen ga. Ik laat me in een hooiberg vallen. Ik kom uit de hooiberg, en loop naar het pakhuis. Ik kijk om me heen. Het is te riskant om de bewakers aan te vallen. Ik glip snel naar binnen. Het is donker, en het stinkt. Het ruikt hier naar zweet en uitwerpselen. Ik loop verder. Ik hoor achter me iets vallen. Ik draai me om. Fijn, het valhek is naar beneden gekomen. Ik zit vast. Waarom? Nou ja, ik moet maar eens langzaam opzoek gaan naar Talal. Mijn ogen wennen langzaam aan de duisternis. Ik kijk rond. Ik zie kooien. Zitten daar mensen in? Ik loop eropaf. In de dichtstbijzijnde kooi zit een oude man. Leeft hij nog? Hij beweegt niet meer. Met mijn mes tik ik zachtjes tegen de tralies aan. De man schrikt op! Ik zet verschrikt een paar stappen naar achter. Hij kijkt me aan. ‘Wie bent u? Wat wilt u? Komt u me bevrijden?’ Ik gebaar dat hij stil moet zijn. ‘Sst, ik kom hier om te helpen. Waar is Talal?’ ‘Ik ben hier, assassijn!’ Ik kijk rond. Waar is hij? ‘Hierboven, Altair.’ Ik kijk naar boven. Bij een raampje zie ik zijn omtrekken. ‘Laat deze mensen gaan, Talal!’ Hij lacht. ‘Nee maar. Je bent net hier, en je begint meteen orders te geven. Volgens mij heb je teveel geluisterd naar anderen, knapperd. Ik weet wat de mensen zeggen. Ze zeggen dat ik een slavendrijver ben. Maar dat ben ik niet. Ik ben geen slavendrijver. Ik help deze mensen juist.’ ‘Het enige wat deze mensen krijgen, is een leven als slaaf, dat is wat je ze geeft. En dat is niet juist. Nou kom tevoorschijn!’ Ik hoor iets omhoog gaan. ‘Natuurlijk, jonkie. Ik zal tevoorschijn komen.’ Ik kijk naar links. Er is een deur open gegaan. Ik loop er meteen naartoe. ‘Ik zal jullie helpen,’ zeg ik tegen de gevangenen. Ik loop de andere ruimte in. Meteen valt het valhek naar beneden. Fijn, nu zit ik hier vast. Heel fijn. In het midden is een cirkel van licht. Ik ga erin staan. Ik kijk rond. ‘Talal, waar ben je?’ Ik kijk naar boven. Een man stapt uit de schaduw. ‘Ik ben hier, assassijn.’ Ik zie hem staan. Hij heeft een kruisboog vast. Naast hem staan nog mannen. ‘Laat deze mensen vrij, Talal! Dit verdienen ze niet.’ ‘Zoals ik al zei, help ik deze mensen juist. Wat je daar zag zitten, is de onderlaag van de bevolking. Als ik ze verkoop aan Acre, zullen ze terechtkomen bij de rijke bevolking. Ze zullen eten hebben, en onderdak.’ ‘Hoe weet je dat zo zeker? En waarom sta je daar boven, als een lafaard? Kom naar beneden!’ Ik trek mijn zwaard. ‘Laten we dit regelen, met eer!’ Talal zucht. Het sarcasme druipt er van af. ‘Waarom moet het altijd gepaard gaan met geweld? Dat is niet wat ik wil. Maar goed, jij je zin. Mannen, grijp hem!’ Ik zie dat de mannen naar beneden springen, en om me heen gaan staan. ‘Maak hem af!’ Er staan een stuk of 7 mannen om me heen. Ze komen op me af. In mijn andere hand pak ik mijn mes. Ik ontwijk hun aanvallen. Een voor een verwond ik ze. Ik ben bang dat ik ze moet doden, want ze zijn onuitputbaar. Ik begin op ze in te hakken. Een van de mannen raakt mijn schouder. Ik grijp naar mijn schouder, en kan nog maar net een andere aanval ontwijken. Dit gaat fout! Ik sta snel op, en pak mijn zwaard met twee handen vast. Ik moet nu snel gaan handelen, voordat het echt fout gaat. Ik hak in op de gene voor me. Hij valt dood neer. Ik richt me op de andere zes. Een voor een steek ik ze neer. Ik kijk naar boven. Ik zie dat Talal geschrokken is. Snel klim ik naar boven. Hij klimt via een ladder naar het dak. Ik ren achter hem aan. Ik klim naar boven. Ik zie net dat hij naar beneden springt. Ik spring ook naar beneden. Ik land vlak achter hem. ‘Wachters, help me!’ Er komen meteen wachters aanrennen. Ik zie dat Talal weg sprint. Ik ren erachter aan. Ik houd mijn verborgen zwaard in de aanslag. Ik begin hem langzaam in te halen. Talal slaat een steegje in. Ik doe hetzelfde. Mijn hart klopt in mijn keel. Talal struikelt. Ik rem af en ga op hem liggen. Hij probeert weg te komen, maar ik laat hem niet ontsnappen. ‘Wat wil je hiermee bereiken, Talal?! Wat is hier het nut van?! Er zit meer achter dan wat je me vertelt hebt, en je gaat het me nu vertellen.’ ‘Prima, assassijn!’ zegt Talal. ‘Denk zelf eens goed na. Wat voor mensen zitten in mijn pakhuis? Hoeren, zwervers, zieken, bannelingen…Denk je nou echt dat zij goede slaven zullen zijn? Natuurlijk niet! Maar het levert geld op. En het is voor het algemeen belang. Ik houd de straten van Jeruzalem schoon. Ik zorg ervoor dat Jeruzalem een stad blijft, die veilig is, en vrij van schorriemorrie.’ ‘Wat gebeurt er met ze, in Acre? Wat moeten ze daar ondergaan?’ Ik duw mijn mes tegen zijn keel aan. ‘Dat weet ik niet. Ik weet niet wat de Napalouse met ze doet.’ ‘Wie is dat? En wat kun je me over hem vertellen?’ ‘Hij regelt de handel zodra ze in Acre zijn aangekomen. Meer weet ik ook niet.’ Mijn bloed kookt. ‘Ik walg van jouw soort, Talal. Je bent niks anders dan een smerige slavenhandelaar.’ ‘Het is voor het algemeen belang, Altair. Alleen door het verwijderen van de rotte appels, kun je vrede garanderen.’ Verbaasd kijk ik hem aan. ‘Vrede? Je doet dit, voor vrede? Leg uit, Talal.’ ‘Er valt niks aan uit te leggen, assassijn. Je kunt dit niet stoppen.’ Ik ril even. ‘Dat kan ik wel. En dat zal ik doen ook. Requiscat in Pace.’ Ik snijd zijn keel door. Hij sputter nog even wat, maar doet dan niets meer. Ik haal mijn haviksveer tevoorschijn, en laat hem langs de hals van Talal glijden. Ik berg hem weer op. ‘Hij is hierheen gegaan, ik weet het zeker.’ Dat zijn de soldaten. Ik moet maken dat ik hier wegkom. Snel klim ik een dak op. Ik begin te rennen. Ik moet als de bliksem terug naar het bureau, voordat iemand me ziet. Ik sla rechtsaf, en spring over een straat heen. Van verre kan ik het bureau al zien. Ik loop voorzichtig over een paar planken heen. Ik sla linksaf. Ik spring naar een lager gelegen dak, en klauter dan weer naar boven. Ik laat me naar beneden zakken, en loop naar binnen.
Reageer (1)
ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder ga verder !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! ik hou van dit verhaal(H) waarschijndelijk ook omdat ik AS geweldig vindt!!! *en dan kijken de jongens in mijn klas me raar aan )
1 decennium geleden