Ik word langzaam wakker. Waar ben ik? Er ligt iets tegen me aan. Ik kijk naast me. Het is Christina. Ze slaapt nog. Natuurlijk. Nu weet ik het weer. Ze was gisteravond van slag, en toen heb ik haar getroost. Alleen ben ik bang dat we een beetje te ver zijn gegaan. Ik sta voorzichtig op, om haar niet wakker te maken. ‘Altair?’ zegt ze opeens. Fijn, nu is ze wakker. ‘Goedemorgen, Christina. Lekker geslapen?’ Ze wrijft even door haar ogen. ‘Ja, best wel. En jij?’ ‘Heerlijk.’ Ik ga weer bij haar liggen. Ik wrijf haar pony uit haar gezicht. Iets voelt niet goed. Diep van binnen voel ik me schuldig. Ik zie Maria weer voor me. Waarom voel ik me zo schuldig? ‘Is er iets, Altair? Je bent zo afwezig.’ Ik schud snel mijn hoofd. ‘Nee hoor. Ik ben gewoon nog niet helemaal wakker.’ Ze pakt mijn hand vast. ‘Oké dan.’ Ze kruipt tegen me aan. Ze begint mijn nek te kussen. Ik trek me meteen terug. Dit gaat te ver. Ze kijkt me aan. ‘Wat is er mis?’ vraagt ze. Ik ga recht zitten. ‘Het spijt me, maar dit kan ik niet doen. Ik ben al te ver gegaan.’ Ze gaat ook recht zitten. ‘Wat is het probleem? Of is er iemand anders?’ Ik zucht, en knik. ‘Ja, dat klopt. Er is iemand anders.’ ‘Hoe heet ze?’ vraagt Christina. ‘Maria. Ze woont in Acre. We waren voor korte tijd best close. Maar toen kregen we ruzie. Maar ik vind haar nog steeds leuk. En ik had niet…Maar je had me nodig. Althans, zo voelde het. Ik wilde je niet in angst achterlaten. Het spijt me.’ Christina zucht. ‘Nee, het spijt mij. Ik had niet zo aan je moeten hangen. Ik wist niet dat je zulke gevoelens voor iemand anders koesterde. Ik was egoïstisch.’ Ik sta op, en begin me aan te kleden. ‘Het is tijd dat ik maar eens op onderzoek uitga. Ik zal zo snel mogelijk terugkomen.’
Ik loop door de stad. Waar zal ik beginnen. ‘Mensen, luister naar mij!’ Ik draai me om. Er is iemand aan het preken. Het gaat toch niet weer over de kruistochten? ‘Het leven is zwaar. Maar niet voor lang. Sluit u aan bij Talal. Hij zal u helpen. Dankzij hem zal uw leven veel makkelijker worden.’ Ik loop ernaartoe. Ik kijk van een afstandje toe. De man bazelt nog wat verder. Dan is hij klaar. Mooi zo. Hij loopt een steegje in. Ik volg hem van een afstandje. Ik kijk snel of er verder niemand is. Nee, we zijn alleen. Ik ren naar hem toe, en pak hem bij zijn kraag. Ik gooi hem tegen de muur. Snel trek ik hem weer overeind. ‘Zo,’ begin ik. ‘Jij gaat mij nu alles over Talal vertellen wat je weet.’ De man kijkt me angstig aan. ‘Ja, ja. Natuurlijk. Wat wil je weten?’ ‘Alles wat je maar weet.’ De man knikt. ‘Oké. Het is mijn taak om slaven te ronselen voor hem. Ik moet overal in de stad speeches houden, om maar mensen binnen te halen. Dat is alles wat ik weet.’ Ik kijk hem even aan. ‘Weet je dat zeker?’ De man knikt. ‘Ja, ik zweer het je. Ik ben maar een arme loonslaaf. Dat is het enige wat mij verteld is geworden.’ Ik laat hem los. ‘Oké, dank je. Dat helpt me, bij mijn onderzoek.’ ‘Dus je laat me gaan?’ Ik schud mijn hoofd. ‘Nee. Ik kan niet riskeren dat jij meteen terugrent naar je meester, en over mij vertelt. Het spijt me, maar ik ben bang dat het hier eindigt.’ Ik duw hem weer tegen de muur, en ram mijn verborgen zwaard door zijn strot heen. De man sputtert nog even, maar zakt dan levenloos naar beneden. Dus Talal haalt zijn slaven gewoon uit de stad? Dat is interessant. Ik maak snel dat ik wegkom, voordat er wachters aankomen. Ik klim een dak op. En inderdaad, slechts enkele ogenblikken later komt er al een wacht aanlopen. Hij knielt neer bij de man. Ik blijf niet staan wachten totdat ik word ontdekt. Ik begin te rennen. Ik moet nog meer informatie zien te vinden. Dit is niet genoeg. Ik moet meer over zijn locatie weten, en over hemzelf. Ik kijk rond. Ik zie een tweetal mannen staan, in een donker hoekje, op een pleintje. Nou ja, ik kan het altijd proberen. Ik laat me via een ladder naar beneden glijden. Ik ga op het dichtstbijzijnde bankje zitten, en begin af te luisteren. ‘Je weet waar hij is?’ vraagt een man. De andere knikt. ‘Ja, dat klopt. Hij zit hier vlakbij, in het grote pakhuis. Kan niet missen. Je zult zijn mensen daar aantreffen. Ze patrouilleren op de daken.’ ‘Is Talal dan zo bang?’ vraagt de eerste. De andere schudt zijn hoofd. ‘Nee. Voor wie zou hij bang moeten zijn? Hij heeft de regering in zijn zak. Die wil hem zelfs niet kwijt, als je kijkt hoeveel Acre betaalt voor die slaven.’ Ze worden naar Acre gebracht? Dat moet ik onthouden. En het pakhuis? Waar is dat? Christina zal dat vast wel weten. ‘Ik moet mijn dochter zien te bevrijden,’ zegt de eerste man. ‘Hoe is ze dan daar terechtgekomen?’ ‘Het gebruikelijke. We hadden een hevige discussie, en toen is ze naar buiten gegaan, terwijl ze op dat moment heel kwetsbaar was. En toen kwam ze Talal tegen. En hij heeft haar overgehaald om de hoer uit te hangen. Ze werd van hem afhankelijk. Maar op een gegeven moment werd ze te brutaal, en nu zit ze vast.’ Ik sta op. Ik weet genoeg. Ik moet Christina waarschuwen, en snel.
Ik kom aan bij het bureau. Ik loop naar binnen. ‘Christina? Ik heb informatie over Talal.’ Ze komt tevoorschijn. ‘Ah, natuurlijk. Vertel me wat je weet, Altair.’ Ik schraap mijn keel even. ‘Zijn slaven haalt hij uit de stad.’ Ik zie Christina schrikken. ‘Dat is verschrikkelijk. Weet je waar hij zich bevind?’ ‘Niet precies. Hij heeft een pakhuis, waar hij de slaven gevangen houdt. Zijn mannen patrouilleren op de daken rondom het pakhuis. De regering steunt hem, vanwege het vele geld dat eraan verdient wordt.’ ‘Waar stuurt hij ze naartoe?’ ‘Naar Acre. Ik weet niet waarom, maar ik weet zeker dat Garnier de Napalouse daar iets mee te maken heeft. Hoe dan ook, hij kan makkelijk mensen manipuleren, wat het makkelijk voor hem maakt om mensen te ronselen.’ Ze pakt een kaart. Zo te zien is het een kaart van Jeruzalem. ‘Een pakhuis, zeg je?’ Ze laat haar wijsvinger over de kaart glijden. ‘Ja, gevonden! Ten noordwesten van hier ligt een pakhuis. Dat moet het zijn.’ ‘Heb ik genoeg geleerd?’ vraag ik haar. Ze knikt. ‘Ja, meer dan genoeg. Hier is je toestemming.’ Ze geeft me een veer. ‘Ik zal niet eerder terugkeren, voordat Talal gedood is.’ Ze knikt. ‘Goed. Maar wees voorzichtig, Altair. Het kan gevaarlijk worden.’ ‘Maak je over mij maar geen zorgen.’ Dat gezegd, verlaat ik het bureau.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen