Het is nu bijna 4 weken geleden dat ik Tariq heb omgebracht. Mijn arm is eindelijk genezen. Ik kan eindelijk weer terug naar Masyaf. Dat werd ook eens tijd, want ik heb geen idee hoelang ik mijn lust nog had kunnen verbergen. Ik stop de laatste spullen in de zadeltassen. Brego hinnikt opgewonden. ‘Ja, ik wil ook weer graag naar huis, broeder.’ Ik stap op, en geef hem de sporen. Met een sneltreinvaart rijden we weer terug naar huis.
Na een week kan ik de poorten van Masyaf eindelijk weer zien. ‘We zijn weer thuis Brego. Dat mocht ook wel, na al die weken. Kom jongen, nog even snel doordraven naar de stallen.’ Normaal gesproken mag ik niet galopperen, maar ik heb er lak aan, vandaag. Ik geef hem de sporen. De mensen springen verschrikt opzij. Ik trek me er niks van aan. Ik kan het kasteel al zien opdoemen. Ik voel het nu echt kriebelen. Brego wordt ook opgewonden, en hij begint sneller te rennen. Eindelijk zijn we bij de weiden aangekomen. Ik spring eraf. Ik laat Brego in de wei, en loop naar het kasteel. Ik loop door de poort. Ik zie mensen trainen. ‘Ah, Altair!’ Ik hoor een stem achter me. Met een ruk draai ik me om, en zucht. Het is Rafiq maar. ‘Hallo Rafiq. Man, je liet me schrikken!’ Rafiq grinnikt. ‘Ja, ik merk het. Luister, Tarkan wil met je praten. Ik zou maar opschieten als ik jou was.’ Ik knik, en loop snel naar binnen. Tarkan komt al aanlopen. ‘Ah, daar ben je. Proficiat, Altair! Je hebt je eerste opdracht goed volbracht. Ik ben erg tevreden.’ Tevreden? Ik dacht dat hij zou exploderen van trots. Nou ja, het zij zo. ‘Dank u, meester. Wat nu?’ ‘Nu, is het tijd dat ik je over je volgende 2 doelwitten inlicht. Ze wonen in Jeruzalem en Acre. Nu, in Acre ben je al eens geweest. Maar in Jeruzalem nog niet, toch?’ Ik schud mijn hoofd. ‘Nee, meester. Ik ben er nog nooit geweest.’ ‘Goed. Zoals je weet, wil koning Richard Jeruzalem innemen. Maar Saladhadin wil dat absoluut niet.’ ‘Ik weet niet of ik daar ook zo blij mee zou zijn.’ Tarkan heft zijn hand, als teken dat ik stil moet zijn. ‘Er is nu geen tijd voor hier over te discussiëren, Altair. Dit is belangrijk, ik wil dat je luistert.’ Ik knik. ‘Ja, meester.’ ‘Goed. Jeruzalem is, vanwege de omstandigheden, extreem beveiligd. Je komt er niet zomaar in. Je zult creatief moeten zijn. Maar trek geen aandacht! De wachten van Jeruzalem zijn heel wantrouwend. Volg je het nog?’ Ik knik. ‘Ja, meester.’ ‘Je zult binnengesmokkeld moeten worden.’ ‘Ik vind wel een manier, meester. Wie is mijn doelwit?’ Tarkan knikt. ‘Oké dan. Je doelwit is Talal.’ ‘Wat weet u over hem te vertellen?’ ‘Helemaal niks. Daar moet je zelf achter zien te komen. Ga naar de bureauleider. Zij zal je verder helpen.’ Verbaasd kijk ik hem aan. ‘Zij, meester?’ Tarkan knikt. ‘Ja, dat klopt. Het is een vrouw. Haar man was een assassijn, maar hij werd gelyncht door de tempeliers. Nu doet zij het. Goddank, anders zouden we geen mankracht in Jeruzalem meer hebben.’ ‘Wat is haar naam?’ vraag ik hem. Tarkan lacht. ‘Ah, wat een belangstelling. Zodra het andere geslacht in beeld komt, hebben we interesse te over. Haar naam is Christina.’ Ik knik. ‘Oké. En hoe oud is ze?’ ‘Oh, dat zou ik zo niet weten. Ze was best jong toen ze trouwde. Ze werd uitgehuwelijkt. Bartho was een stuk ouder. Ik denk dat ze nu ongeveer jouw leeftijd heeft. Ik denk dat ze 19 is, ze zal niet veel ouder zijn.’ ‘Dat is best jong. Heeft ze kinderen?’ Tarkan schudt zijn hoofd. ‘Nee. Maar genoeg over haar. Laten we overstappen op Acre. Ook daar moet je voorzichtig zijn. De vorige keer was je in burger. Dat zal vlekkeloos zijn gegaan.’ Ik knik. ‘Ja, best wel.’ ‘Maar nu zul je je tenue dragen. Dat maakt het moeilijker. Er zitten veel tempeliers in Acre, jongen. Wees heel voorzichtig. Ook de weg ernaartoe is gevaarlijk. Wees voorzichtig. De Engelsen zijn niet dol op Arabieren, en alles wat daarop lijkt. Houd je koest. In Acre, moet je naar de bureauleider gaan.’ ‘Wie is mijn doelwit?’ ‘Zijn naam is Garnier de Napolouse.’ Die naam komt me bekend voor. ‘Wat kunt u me over hem vertellen?’ ‘Evenveel als over Talal. Helemaal niks. Je zult het dus moeten vragen in Acre zelf.’ ‘Ik houd niet zo van Acre, meester.’ ‘Ik ook niet. Het is Acre niet meer. Het is zo…Europees geworden.’ Meteen moet ik denken aan Maria. Hoe zou het met haar zijn? De laatste keer, waren we met heftige ruzie uit elkaar gegaan. Ik zucht. Hopelijk kom ik haar niet tegen. Ik voel me schuldig, want ik vond haar echt leuk. Bij Safira was dat anders. Dat was meer…lichamelijk. Ze was aardig, maar ik was niet verliefd. Bij Maria was het dat speciale gevoel…Ze zal me vast vergeten zijn. En anders, wil ze me toch niet meer zien. ‘Wat is er mis, Altair? Je kijkt zo bedrukt.’ Ik zucht. ‘Ik had in Acre een heel leuk meisje ontmoet. Haar naam was Maria. Maar we kregen ruzie.’ ‘Waarover?’ ‘Zij was een voorstander van de tempeliers. Ik heb niet gezegd dat ik een assassijn was, alleen dat ze niet wist waar ze over praatte. En we kregen ruzie. Ik ben weggegaan.’ Tarkan zucht. ‘Zoiets overkomt ons allemaal wel eens. Wie weet, misschien komen jullie op een dag wel bij elkaar.’ Ik kijk hem aan. ‘Denkt u?’ ‘Misschien komen jullie weer bij elkaar, misschien ook niet. Het is een kwestie van afwachten. Nou hup, naar bed jij. Je ziet eruit alsof je ieder moment in slaap kunt vallen.’ ‘Dat is goed, meester.’ Ik loop naar boven, naar mijn kamer. Ik laat me op bed vallen, en staar naar het plafond. Hadden we maar geen ruzie gehad…Wat zou ik haar graag in mijn armen willen houden. Ze was absoluut perfect, en dan verpest ik het. Ik zal waarschijnlijk nooit meer een vrouw als haar vinden…

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen