Chapter 23
Ik word wakker. Ik lig op een zacht bed. Waar ben ik? Wat is dit? Langzaam open ik mijn ogen. Ik lig in een kamer, dat is duidelijk. Ik wil recht gaan zitten, maar sluik meteen een kreet van pijn. Mijn arm! Ik grijp ernaar. Er zit iets omheen. Volgens mij is het verband. Ik bekijk het eens goed. Inderdaad, het is verband. De deur gaat open. Zahara komt naar binnengelopen. ‘Gaat het?’ vraagt ze. Ze komt op bed zitten. Ik knik. ‘Ja, het gaat wel. Ik kwam er net achter dat mijn arm gebroken is, maar verder gaat het wel.’ Ze zucht. ‘Je hebt een flinke smak gemaakt. Je lip is gespleten. Het bloedt niet meer, gelukkig. Maar je zult er wel een litteken aan overhouden.’ Ik voel aan mijn lip. Het is een beetje opgezwollen, en gevoelig. ‘Gelukkig ben je verder in orde.’ We kijken elkaar aan. Ik zucht. Ik moet het haar wel vertellen. ‘Ehm…Ik moet je iets vertellen. Ik ben naar Tariq geweest, en…’ ‘Je hebt hem omgelegd, ik weet het.’ Verbaasd kijk ik haar aan. Ze klinkt zo rustig. ‘Dat was toch ook je opdracht?’ vraagt ze. ‘Hoe weet jij dat?’ ‘Omdat ik het haar heb verteld.’ Marik komt de kamer binnenlopen. Verbaasd kijk ik hem aan. ‘Kennen jullie elkaar?’ vraag ik ze. Marik knikt. ‘Natuurlijk. Ze is mijn vrouw.’ ‘Niet waar, ze is getrouwd met Tariq. Nou ja, was, aangezien Tariq nu een beetje dood is. Maar dan nog!’ Marik schudt zijn hoofd. ‘Nee, ze is in het geheim nog steeds met mij getrouwd.’ ‘Maar hoe zit het dan met Joachim?’ vraag ik ze. ‘Dat is ook mijn zoon,’ zegt Marik. ‘En eigenlijk heet hij geen Joachim. Hij heet Torak.’ Dit is allemaal zo verwarrend. Marik trekt Zahara tegen zich aan. ‘En ik heet niet Zahara, maar Safira.’ ‘Dit is allemaal erg verwarrend. Waarom hebben jullie het niet verteld?’ ‘Waarom zouden we? Het was niet aan de orde.’ Ik haal even diep adem. ‘Nou, het had me een schuldgevoel kunnen besparen. Ik voelde me hartstikke ellendig!’ ‘Het was een test, Altair. Een test, om te zien of je ook echt zo gehoorzaam bent. Want ja, als assassijn moet je soms gezinnen verscheuren. Dat is het minst nobele van onze missie. Maar dat moeten we doen, om de rest van de mensen te beschermen.’ Voorzichtig ga ik rechtzitten. ‘Wil je wat eten?’ vraagt Safira. Ik knik. ‘Ja, dat zou wel fijn zijn.’ Safira loopt de kamer uit. ‘Je kunt binnenkort weer terug naar Masyaf. Ik heb Tarkan al bericht gestuurd.’ ‘Is het al wat afgekoeld?’ vraag ik hem. Marik knikt. ‘Oh, ja hoor. Zo belangrijk was Tariq ook weer niet. Maar de mentaliteit van Damascus is echt uniek. Als ze de dader de eerste keer niet te pakken krijgen, dan laten ze het maar zitten. Vraag me niet waar de logica zit. Spanningen kunnen hier hoog oplopen, maar ze zakken ook snel weer af. Dat is Damascus.’ Safira komt teruggelopen, met een schaal. ‘We hebben brood, vlees en fruit. Wat wil je drinken? We hebben wijn, als je dat wilt.’ Ik knik. ‘Ja, dat is prima.’ Ik begin meteen te eten. ‘Honger?’ vraagt Marik lachend. Ik knik. ‘Ja, ik kan wel een paard op.’ Marik grinnikt. ‘Oké, dan krijg je dat de volgende keer.’ ‘Ik zal het eten, ga daar maar van uit.’ Marik lacht. De deur gaat weer open, alleen ik zie niemand binnenkomen. ‘Mama?’ Safira draait zich om, en glimlacht. ‘Ja, liefje?’ Het is natuurlijk Torak. Hij waggelt naar haar toe. Zo te zien is hij net wakker. Hij heeft nog een pyjama aan. ‘Wat doe jij uit bed, vent?’ vraagt Marik. Hij tilt hem op. ‘Jij hoort te slapen, ventje,’ zegt hij. Torak schudt zijn hoofd. ‘Nee, niet slapen.’ Marik kijkt hem aan. ‘En waarom niet?’ Torak bloost, en kijkt naar zijn pyjama. ‘Er zit een monster onder het bed, ‘zegt hij, nauwelijks hoorbaar. ‘Zit er een monster onder je bed?’ vraagt Marik lachend. Torak kijkt hem aan. Ik zie dat hij er niks van snapt. ‘Dan moeten we maar snel eens gaan kijken, nietwaar?’ Torak wordt bleek. ‘Niet ik.’ Marik zet hem weer op de grond. ‘Waarom niet, onderdeur?’ vraagt hij hem. ‘Ik wil niet worden opgegeten.’ Marik lacht. ‘Maak je maar geen zorgen. Papa zal je wel beschermen.’ Hij pakt Torak bij zijn handje, en samen lopen ze de kamer uit. Safira komt weer bij me op bed zitten. ‘Wil je nog wat?’ vraagt ze. Ik kijk naar mijn bord. Ik heb alles opgegeten. Beschaamd schud ik mijn hoofd. ‘Nee, dank je.’ Ze grinnikt. ‘Je hoeft je niet te schamen, Altair. Je bent een gezonde eter.’ Ik haal mijn schouders op. ‘Ach…’ Ze komt dichterbij. Wow, wat is ze aan het doen? Ze veegt streelt mijn gezicht, vooral mijn voorhoofd. ‘Je had je iets op je voorhoofd zitten. Het zit er nog steeds. Het zijn opgedroogde bloedvlekken.’ Ze maakt haar vinger nat, en begint zachtjes maar stevig te wrijven. Ik voel iets branden, tussen mijn benen. Ik duw ze tegen elkaar, en leg mijn arm erop. ‘Zo, het is weg.’ Ze gaat weer staan, en trekt haar rug recht. Ze glimlacht naar me. ‘Als je nog iets nodig hebt, zeg je het maar.’ Ze draait zich om, en loopt de kamer uit.
Er zijn nog geen reacties.