Chapter 22
Ik kom aan bij het bureau. Ik loop naar binnen. ‘Marik? Ik ben het, Altair.’ Marik komt aangelopen. ‘Ah, daar ben je. Wat ben je te weten gekomen, mijn vriend?’ Ik leun tegen de muur aan. ‘Nou, rond dit uur van de dag is hij altijd te vinden op de markt, vlakbij de toegangspoorten. Hem afmaken zal niet al te moeilijk worden, want een paar van zijn wachters zijn ziek.’ Marik knikt. ‘Goed zo. Dat is belangrijke informatie. Maar ik heb het idee dat je iets achter houdt.’ Ik zucht. ‘Nou, ik ben erachter gekomen dat hij een vrouw heeft, en een zoontje. En nu is mijn vraag…Moet hij echt dood? Ik kan toch niet zomaar iemand zijn familie afnemen?’ Marik zucht. ‘Ik snap je worsteling, Altair. Maar het is echt het beste, voor ons allemaal. Hij is een slechte man. Hij draait zijn hand er niet voor om, om onschuldige burgers pijn te doen.’ Ik sla mijn armen over elkaar heen. ‘Ben je zijn vrouw tegengekomen?’ Ik knik. ‘Ja, en zijn zoon ook. Hij is nog zo jong, Marik. Hij is niet ouder dan twee.’ ‘Des te beter, Altair. Hij zal het zich niet zo realiseren. Ik zorg wel voor zijn vrouw.’ ‘Het voelt niet goed,’ antwoord ik. ‘Dat weet ik,’ zegt Marik. ‘Maar zo luidt de wil van de orde.’ Hij geeft me een haviksveer. ‘Hier, je hebt mijn toestemming. Keer niet terug voordat Tariq dood is. Als bewijs, moet je deze veer met bloed besmeuren. Begrepen?’ ‘Ja, Marik.’ Ik loop naar buiten.
Ik word wakker van de zon die in mijn ogen schijnt. Ik knijp ze even dicht, en draai me om. Ik hoor de mensen al. Langzaam open ik ze. Ik heb vannacht op een willekeurig dak geslapen. Ik veeg mijn haar uit mijn gezicht. Vandaag gaat het gebeuren. Ik zucht. Ik voel me nu al schuldig, en ik weet niet eens waar hij is. Ik spring van het dak af. Ik moet me ergens zien te wassen. Ik kijk rond. Ah, daar is een fontein. Ik loop ernaartoe. Ik gooi wat helder water in mijn gezicht. Hoe laat zou het zijn? Volgens mij heb ik best lang geslapen. Ik kan het beste maar meteen naar de markt gaan, en Tariq daar opwachten. Ik loop richting de stadspoorten. Ik struikel bijna over iets heen. ‘Joachim, ik heb nog zo gezegd, dat je naast me moest blijven lopen!’ Oh nee, dit kun je niet menen. ‘Maar mama…’ Ik draai me langzaam om. Zahara kijkt op. Zodra ze me ziet, glimlacht ze naar me. ‘Altair, wat een toeval.’ Ik glimlach naar haar. ‘Hallo, Zahara. Was ik bijna over de dwerg gestruikeld.’ Ze zucht, en knikt. ‘Ja, bijna wel. Maar meneertje vindt het enig om over de straat te gaan zwalken.’ Joachim staat ondertussen bij een kooi met kippen. ‘Mama, kijk! Vogel!’ Zahara draait zich om. ‘Ik zie het, schatje. Kom hier, voordat dadelijk anderen nog over je struikelen.’ Hij waggelt naar haar toe. Ze pakt zijn handje vast. ‘En, was je ook op weg naar de markt?’ vraag ik haar. Hopelijk niet. ‘Ja, inderdaad. Er is iets waar ik met Tariq over moet praten.’ Aan haar houding te zien, is het niet iets positiefs. ‘Is er iets mis?’ vraag ik haar. Ze zucht. Haar ogen worden vochtig. ‘Hij…Hij heeft me bedrogen, met iemand anders.’ Verbaasd kijk ik haar aan. ‘Serieus? Maar waarom zou hij dat doen?’ Ze haalt trillerig adem. ‘Ze is jonger en knapper dan ik. Dan is de keuze snel gemaakt, nietwaar?’ Ik veeg haar tranen weg. ‘Hij is een idioot, Zahara. Je bent een beeldschone vrouw. Hij moet zich juist gelukkig prijzen met zo’n vrouw aan zijn zijde.’ Ze bloost. ‘Dat is lief van je, Altair.’ ‘Wat als ik nou met hem ga praten?’ Ze kijkt me aan. ‘Zou je dat willen doen?’ Ik knik. ‘Ja, natuurlijk. Ga jij nou maar terug naar huis, en maak je geen zorgen. Ik zorg er wel voor, goed?’ Ze knikt. ‘Oké, dan doe ik dat. Bedankt, Altair.’ Ze tilt Joachim op. ‘Ik kom je zo wel opzoeken, als ik klaar ben,’ zeg ik tegen haar. Ze knikt, en loopt terug richting haar huis. Gelukkig, daar ben ik goed vanaf gekomen. Ik loop verder, naar de markt. Volgens mij is er iets gaande. Er staan veel mensen ergens naar te kijken. Ik zet snel mijn kap op, om niet op te vallen. Ik versnel, en ga bij de mensen staan. ‘Ik wil mijn geld terug, schooier.’ Er staat een chique geklede man naast een oudere man. ‘Maar Tariq, ik heb het nog niet. Ik geef het je volgende week, dat beloof ik je.’ Bingo, daar is Tariq. De man moet een arme handelaar zijn, die geld van hem heeft geleend. ‘Dat zei je vorige week ook. Ik heb genoeg geduld gehad met jou.’ Tariq trekt een mes, en steekt de man in zijn zij. De man valt jammerend op de grond. Nu gaat hij te ver. Ik duw de mensen weg, en ren op hem af. Tariq draait zich om. Ik trek mijn zwaard. ‘Laat hem met rust, Tariq.’ Verbaasd kijkt hij me aan. ‘Wie ben jij?’ ‘Dat is niet belangrijk. Het is gaat erom, dat jij stopt met je illegale praktijkjes, Tariq.’ Tariq lacht. ‘En jij denkt dat je me kunt stoppen? Dat je deze hele operatie kunt stoppen? Nee, jochie. Zo makkelijk is dat niet.’ Ik heb genoeg gehoord. Ik val aan. Zo te zien is Tariq geschrokken van mijn uitval. Hij kan mijn aanval maar net afwenden. Ik blijf aanvallen. Op een gegeven moment valt Tariq op de grond. Ik wil weer aanvallen, maar Tariq is eerder. Hij haalt uit met zijn zwaard, en raakt mijn buik. Ik val op de grond, en grijp naar mijn buik. Ik kijk even naar mijn hand. Hij is rood van het bloed. Ik voel een ongekende woede opkomen. Ik vlieg overeind, en begin op hem in te slaan. Tariq heeft duidelijk moeten met het afweren van mijn aanvallen. Hij valt weer op de grond. Ik steek mijn zwaard in zijn keel. Even verstijfd hij. Hij hapt nog enkele seconden naar lucht, maar dan verslapt hij. Ik trek mijn zwaard terug, en stop het terug in de schede. Ik haal mijn haviksveer tevoorschijn. Ik laat hem langs zijn hals glijden. Ik stop hem weer terug in mijn zak. Ik draai me om. De mensen deinzen geschrokken achteruit. Ik loop snel verder, voordat er wachters komen. Moeizaam klim ik op een dak. Ik moet snel terug naar Marik. Of naar Zahara. Ik begin te rennen, en spring over de daken heen. Ik word weer duizelig. Ik spring, maar zie meteen dat ik te laat was. Ik val op de grond. Ik voel iets knakken. Ik probeer op te staan, maar het lukt niet. Alles wordt zwart voor mijn ogen, en ik verlies mijn bewustzijn.
Er zijn nog geen reacties.