Chapter 19
Ik sta tegenover de kerk. Ik ga het gewoon doen. Ik ga hem beklimmen. Ik neem een aanloop, en begin te klimmen. Een paar mensen kijken me verbaasd aan. ‘Wat is hij van plan?’ ‘Is hij gek geworden?’ Ongestoord klim ik verder. Ik sta op het dak. Ik wil eigenlijk naar de toren toe. Ik klim weer verder, en sta op een richel. Vanaf hier kan ik zo naar de toren klimmen. Ik begin weer te klimmen. Onder me heeft een groepje mensen zich verzameld. Ze kijken me na. Het zal wel. Ik zal dadelijk van het uitzicht genieten, zij niet. Eindelijk ben ik bij de toren aanbelandt. Ik voel het kriebelen. Ik begin weer te klimmen. Ik moet boven zien te komen. Ik kan het kruis al zien. Meteen merk ik dat het een langere klim is, dan dat ik verwacht had. Ik versnel. Eindelijk ben ik boven. Ik houd me aan het grote kruis vast, en kijk rond. Ik kan de hele stad zien. Ik zie de zee. Er varen schepen af en aan. Het zijn Engelse schepen. Ik ga op het kruis staan. Even wankel ik, maar dan heb ik mijn evenwicht gevonden. Ik haal diep adem, en juich. Onder me lopen de mensen. Sommigen zijn blijven staan, en kijken naar boven. Voorzichtig ga ik zitten. Ik zwaai naar ze, al weet ik niet zeker of ze het kunnen zien. Ik hoor ze klappen. Sommige mensen zwaaien terug. Ik kijk omhoog, naar de hemel. Ik ga weer staan, en spreid mijn armen. Ik voel de wind. Ik haal even diep adem. Dan duik ik naar beneden. De wind suist langs mijn oren. Ik sluit mijn ogen, en draai om. Ik land zo in een hooiberg. Ik kom uit de hooiberg, ongedeerd. De mensen beginnen te klappen. Ik buig, en loop weg. Ik denk dat ik terug naar Masyaf ga. Tarkan zal wel boos zijn, dat ik zomaar naar Acre ben gegaan. En nog erger, dat ik een tempelier heb proberen te vermoorden. Nou ja, dat moet maar.
Eindelijk ben ik de stad uit. Ik zie de stallen al. Ik loop ernaartoe. ‘Brego, waar ben je?’ Ik kijk rond. Daar is hij. Hij spitst zijn oren, en kijkt me aan. Dan begint hij te hinniken. ‘Hallo, vriend.’ Ik loop naar hem toe, en knuffel hem. ‘Ah, ik heb je gemist. Kom, we gaan weer naar huis.’ Ik zadel hem op, en klim op het zadel. Ik begeleid hem de stal uit. Eenmaal buiten, geef ik hem de sporen. We galopperen weg, richting Masyaf.
Het is al aan het schemeren als ik in Masyaf aankom. Ik zet Brego op stal. Ik loop naar het kasteel. ‘Altair, daar ben je,’ zegt iemand. Ik draai me om. Het is Ardeth. ‘Man, waar ben jij geweest?’ ‘Ik ben naar Acre gereden.’ ‘Dat heb ik gehoord. Hoe was het?’ Ik haal mijn schouders op. ‘Vreemd. Acre is Europees geworden.’ Verbaasd kijkt Ardeth me aan. ‘Europees? Hoe dat dan?’ ‘De kruistochten, Ardeth. Ze willen Jeruzalem veroveren.’ ‘En Acre ligt strategisch op de goede plaats. Aan de zee, dus manschappen kunnen zijn worden aangevoerd. En Jeruzalem ligt maar 3 dagen rijden van Acre af. Ik denk dat je dit aan Tarkan moet vertellen. Er komen niet alleen Engelsen van die boten af. Er zitten ook genoeg tempeliers tussen.’ Ik knik. ‘Ja, je hebt gelijk. Ik ga het hem meteen vertellen.’ Ik versnel, en loop het kasteel in. Het is er rustig. Natuurlijk, het is schaftijd. Ik loop naar boven, naar Tarkan’s kantoor. Hij eet altijd alleen. Kan ik hem niet kwalijk nemen. Sommigen zijn echt beesten, als het op eten aankomt. Ik klop aan op zijn deur. ‘Binnen,’ hoor ik. Ik open de deur. ‘Meester.’ Tarkan kijkt op. ‘Ah, Altair. Je bent terug. Hoe was het in Acre?’ Hij klinkt niet boos. Ik weet dat dit een val is. Ik sluit de deur achter me, en ga tegenover hem zitten. ‘Eerst wil ik zeggen dat ik spijt heb. Spijt, dat ik zomaar achter een groep tempeliers ben aangegaan. Ik had moeten wachten, totdat ik beter getraind was. En ik had moeten terugkeren naar Masyaf, en niet naar Acre moeten gaan.’ Tarkan neemt een slokje van zijn kelk. ‘Nou, ik ben blij dat je het zelf ook inziet. Maar vertel, hoe is het in Acre.’ ‘Nou, het is erg…Europees.’ ‘Leg uit, Altair. Ik begrijp je niet.’ ‘De Engelse koning Richard heeft Acre ingenomen. Van daaruit willen ze Jeruzalem veroveren.’ Tarkan staat op, en draait zich om. Hij kijkt uit het raam. ‘Dat is verontrustend. Ik neem aan dat ze aanmeren in Acre?’ Ik knik. ‘Ja, meester. En op die boten zitten ook tempeliers.’ ‘Dat klopt. In Europa stikt het van de tempeliers. Vooral in Frankrijk. Dit is erg verontrustend. Weet je wat dit betekent?’ ‘Dat hun aantal gigantisch groeit.’ ‘Inderdaad, mijn jongen. Ze zullen ondertussen de touwtjes in handen hebben in Acre. Als ze Jeruzalem overnemen, is het een kwestie van tijd dat ook Damascus eraan moet geloven. En je weet welke stad erna komt.’ ‘Masyaf…’ breng ik verontzet uit. Tarkan knikt, en draait zich om. ‘Ja, dat klopt. We moeten maatregelen treffen. We moeten nog voorzichtiger zijn. Een fout, en we zijn ontdekt.’ Ik kijk naar mijn schoot. ‘Wat moeten we doen?’ ‘Daar ben ik nog niet over uit. We moeten Gaspard uitschakelen. En dat moet snel gebeuren, voordat hun aantal nog verder groeit. Hij is degene die commando’s geeft. Maar voordat we hem vermoorden, zijn er nog een paar andere mannen die we uit de weg moeten ruimen.’ Ik ga iets rechter zitten. Wat een benarde situatie. ‘Ik wil dat je morgen naar Damascus gaat, Altair. Daar is je eerste doelwit.’ Ik schrik. Wil hij dat ik het doe? Maar ik ben een novice. ‘Maar meester, ik ben een novice. Misschien kunt u beter…’ ‘Zwijg, Altair. Je hebt het meeste talent van al mijn leerlingen. De ouderen hebben nog nooit een missie gehad. Ik heb hen nog nooit zomaar de stad uitgestuurd. Bij jou heb ik dat wel gedaan. Wat denk je dat die bezorging in Damascus was? Het was een test.’ Verbaasd kijk ik hem aan. ‘Een test?’ Tarkan knikt. ‘Ja, een test. Om te kijken of je ook echt capabel was. De orde hield je al jaren in de gaten. En wat we toen hebben waargenomen, was onbeschrijfelijk. Je beheerste al zoveel essentiële vaardigheden. En dat niet alleen, het niveau was hoog. Maar je was te jong. En om veiligheidsredenen, nemen we geen mensen aan die jonger dan 20 zijn. Altair, jij hebt het in je om meester-assassijn te worden.’ ‘Maar, als die reis een test was…Wat zat er dan in dat pakketje?’ Tarkan grinnikt. ‘Dat waren stenen.’ Nu wordt het me te gek. ‘Stenen? Het waren gewoon stenen? Ik dacht dat het een speciaal wapen of iets dergelijks was. Maar nee, dan zijn het stenen.’ Tarkan lacht. ‘Dat was ook een test, Altair. Je hebt je nieuwsgierigheid goed kunnen bedwingen. Misschien was dat ook wel je drijfveer. Want als je wist dat het gewoon stenen waren, had je het dan ook zo goed gedaan?’ Ik schud mijn hoofd. ‘Nee, ik denk het niet.’ ‘Goed. Morgen vertrek je naar Damascus. Voordat je vertrekt, zal ik je nog iets geven, dat je zal helpen bij je opdracht. Als je in Damascus bent, ga dan naar ons bureau. Daar zul je meer informatie krijgen over je doelwit.’ Ik knik, en sta op. ‘Begrepen. U kunt op me rekenen, meester.’ Tarkan knikt. ‘Dat weet ik, Altair.’
Er zijn nog geen reacties.