Foto bij hoofdstuk 104

Aiden
Het onweert nu al een paar uur, het is donker en het stopt ook niet met regenen. We zijn allemaal drijfnat en ook Naur vind het niet meer leuk. Hij gromt van frustratie en gaat steeds langzamer vliegen. Het is tenslotte ook al minstens acht uur geleden dat we de laatste pauze hebben gehad. Ook Ben en zijn draak zijn het zat maar Orithil geeft het nog niet op.
‘Aiden! Schiet op en laat je draak door vliegen!’ brult hij naar me.
Ik ga weer rechtop zitten en veeg de natte haren uit mijn gezicht. Een koude rilling trekt over mijn rug en ik ben meteen weer wakker. Ik probeer Naur aan te sporen maar hij reageert niet. Ik haal mijn schouders op en voor ik het in de gaten heb zit Orithil met zijn draak voor mijn neus.
‘Laat je draak sneller vliegen, of jij vliegt er uit!’ sist hij.
Ik open mijn mond om wat terug te zeggen maar Ben kijkt me waarschuwend aan.
‘Onze draken kunnen niet zo lang zonder een rustpauze’ roept Ben.
‘En waarom niet?’ gromt Orithil en stuurt zijn draak naar Ben.
‘Kijk nou naar ons! We kunnen niet zo verder! En wat dacht je van je eigen jagers? Kijk om je heen! Zij zijn ook moe en willen rust hebben. En wat dacht je van hem? Volgens mij heeft hij al een tijdje niet meer gejaagd!’ brult Ben nu naar Orithil.
Verbaast van Ben zijn reactie kijk ik om me heen en inderdaad. Het was me nog niet opgevallen maar zelfs de jagers zien er slecht uit.

Er schiet een bliksemschicht door het bos heen en raakt een boom vlak naast Ben. De boom gaat in vlammen op en een aantal draken schrikken zo erg dat ze alle kanten uit vliegen. Naur schrikt ook en vliegt zonder dat ik het in de gaten heb een andere kant uit. Hij schiet omhoog en komt boven het bos te vliegen. Ik verlies mijn grip op hem en door zijn paniek glij ik van zijn rug af. Een gil ontsnapt uit mijn mond en ik val meters naar beneden. Ik kan me niet omdraaien om iets vast te grijpen en val met een harde klap op mijn rug op de grond.

‘Waar is hij? Ik moet hem zien!’ klinkt het in de verte.
‘Ssstt. Zachtjes, je moet hem nu niet storen’ klinkt een andere stem.
‘Wat is er gebeurd?’ vraagt de zelfde stem weer als eerder.
‘Hij is van Naur af gevallen’ zegt de ander weer.
Voetstappen klinken op een houten vloer en er gaat een deur open. Een sterke bekende geur vult de kamer en de deur klikt weer dicht. Weer voetstappen op de houten vloer en de geur komt steeds dichter bij. Wie is dit? Een ander paar voetstappen komt de kamer binnen en komen ook naar me toe gelopen.
‘En de anderen? Gaat het met hen wel goed?’ vraagt de eerste stem weer bezorgd. Deze hoort bij de heerlijke geur en de lichte voetstappen.
‘Ja met hen gaat het goed. Alleen Ben is ook flink verwond maar hij kan wel gewoon verder’ zegt de tweede stem, duidelijk een man.
Wacht, wat? Hoe kent hij Ben en hoe weet hij wat er is gebeurd? En waar ben ik dan?
Ik probeer er over na te denken maar daar krijg ik alleen maar hoofdpijn van.
‘Wil je even alleen met hem zijn?’ vraagt de man.
‘Ja graag’ zegt de andere stem.
Als ik er goed naar luister is het een vrouw. Ze heeft een zachte en vriendelijke stem die me ergens wel bekend voor komt.
De man verlaat de kamer en sluit de deur achter hem. Op de gang klinken kleine snelle voetstapjes en ik hoor een meisje praten. Zouden ze kinderen hebben? Wie zijn deze mensen dan? Ben en ik hebben wel vrienden met kinderen maar die wonen heel ver weg. Of droom ik dit allemaal? Nee dat kan niet! De geur, de geluiden, alles is zo echt. Dit kan ik gewoon niet dromen. Naur is inderdaad geschrokken en toen ben ik van zijn rug af gevallen maar waar ben ik nu dan?
Een paar minuten zijn voorbij en ik weet niet of de vrouw nog bij me is. Dan hoor ik haar voetstappen weer die van me af lopen. Ineens klinkt er een geschuif en er kom frisse lucht de ruimte binnen. Het ruikt naar regen en naar het bos. Het is een heerlijke geur. Bijna net zo goed als de geur van de vrouw zelf.

Reageer (1)

  • Pineapple3

    O M G. :|
    Nog een hoofdstukje! ;)

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen