001. - The Saving
Het is 1 uur middernacht. Ik was al vrij vroeg in bed gekropen, want ma kennende zal ze morgen veel te doen hebben. Lees: zal ze mij als slaaf gebruiken. En voor de rest van de familie natuurlijk ook.
Een geluid weerkaatst tegen de muren van het gammelende gebouw. De voordeur gaat open. Er klinkt gepiep en gekraak. Fluisterende stemmen, oppassend dat ze niemand wakker maken. Doel mislukt, zou ik zeggen. Wacht! Misschien zijn het inbrekers! Nee, Fred, inbrekers komen niet langs de voordeur en klinken zeker niet als Perkamentus en je ouders, zegt mijn geweten eigenwijs. Pfft, betweter.
Oww, wat? Perkamentus? Ik vlieg uit mijn bed, spring op George om hem wakker te maken en val daarna van zijn op mijn neus. Niet prettig, ik verzeker het je. Zo liggen met (misschien) gebroken neus terwijl je broer je uitlacht met zijn stem vol met slaap en slaapogen.
Ik sta op met een bonkende neus en maak zachtjes de slaapkamerdeur open. Eerst is het muisstil. George en ik houden onze adem in en bewegen ons niet. Daarna begint een meisje luid te gillen. Gillen, krijsen, schreeuwen of hysterisch worden, het gaat boven de decibels die we gewoon zijn. Ik sla mijn handen voor mijn oren en samen lopen George en ik naar beneden. Ondertussen worden er 2 deuren opgedaan en komen Ron en Ginny ook naar buiten. 'Wie zit er in godsnaam te gillen om 1 uur s' nachts?', bromt Ginny met een hese stem. Leuk, opgescheept met een vrouw met een ochtendhumeur van hier tot in Tokio. Ik haal mijn schouders op en samen lopen we naar beneden. We horen Perkamentus en mijn ma gerustellende woordjes fluisteren, maar blijkbaar werken die niet zo goed, want het gekrijs van het meisje is overgegaan in gejammer, gesmeek. We lopen de keuken in en een stank komt me tegemoet. De anderen happen naar adem en knijpen hun neus met een vies gezicht dicht. Als ik beter kijk, zie ik de Orde van De Feniks. Wat doen die hier?
En dan zie ik haar... al moet ik 'het' zeggen. Haar haar is misschien van een lichte kleur geweest, maar nu is het een en al klit en hangt er hier en daar iets bruin. Ik wil niet weten wat het is. Ze draagt een vuile, vettige 'vod' om haar 'delen' te bedekken, wat niet erg goed lukt. Overal waar ik kijk zitten littekens, lapjes vlees afgescheurd, alsof iemand ze met een mes verwijdert heeft en etterende wonden. Haar gezicht is één blauwe plek, haar lippen zijn kapot gescheurd en haar neus is vreemd gedraaid. Maar dan kijk ik in haar ogen. Ze zien er leeg uit, maar er staat krankzinnigheid in te lezen. Angstig en wild. Maar 1 element overheerst: de drang naar de dood.
Reageer (1)
wauw geweldig geschreven
1 decennium geledeneen abo erbij xx