Proloog
Jason... Hoe kon hij zijn veranderd in dit monster? Waar was de lieve, zorgzame jongen die voor me door het vuur ging? Hij kon toch niet zomaar zijn verdwenen... Waarom was dit gebeurd, waarom stond hij met een mes op me gericht voor me, met een harde uitdrukking in zijn anders zo zachte ogen?
Een kleine traan ontsnapt uit mijn ooghoek en laat en nat spoor achter op mijn wang, een kronkelend pad dat eindigt in mijn mondhoek. De zilte smaak blijft zitten op mijn gebarsten lippen en wanhopig speur ik het gezicht van Jason af, op zoek naar ook maar een beetje van de jongen die hij was. Of die ik dacht dat hij was. Ik denk aan al die momenten die we samen hebben gedeeld het laatste jaar. Onze zomer samen in Spanje, de skilessen in Zweden, ons tripje naar Hawaii. Al die momenten liet ik hem niet dichterbij komen. Hoogstens een kus op mijn wang, een knuffel, een arm om mijn schouder heen. Daar ben ik nu blij om. Deze jongen verdient het niet mij mijn eerste kus te mogen geven, zich mijn vriendje te noemen.
'Het is over, El.' De harde woorden komen over zijn lippen, zijn stem is rauwer dan anders. Ik realiseer me dat hij gelijk heeft. Hij is niet van plan me te laten leven. Over hoogstens een uurtje ben ik er niet meer en zal ik er ook nooit meer zijn. Nog meer tranen wellen op in mijn ogen en smekend kijk ik hem aan. Hij grijnst alleen maar naar me. Hij geniet hiervan. 'Je bent het leven niet waard, je weet niet eens hoe je écht van iemand moet houden. Ik mocht je alleen een kus geven op je wang, je een knuffel geven. Wees blij dat ik je nog snel ga doden. Je bent een langzame dood niet waardig.' De tranen blijven maar in mijn ogen opwellen en ze stromen over mijn beide wangen, steeds sneller. Hij zegt dat hij me snel gaat doden. Ik geloof hem niet. Waarom zou hij me vastbinden op een stoel als hij me snel wil doden? Nu vallen de eerste tranen op mijn groene t-shirt. Er vormt zich een natte plek vlak onder mijn kin en ik begin wazig te zien. Dan voel ik een steek in mijn zij. Een helse pijn schiet door mijn lichaam en een lange schreeuw rolt over mijn lippen. Ik probeer de tranen uit mijn ogen te knijpen en ik gooi mijn hoofd in mijn nek. Naast me zie ik Jason staan, met een bloederig mes in zijn handen. De helse pijn neemt mijn hele lichaam over, vult alle hoeken met een pijn zo verschrikkelijk dat ik niet meer wil bestaan.
Ik hoef niet eens te kijken naar mijn zij om te weten wat er zojuist is gebeurd. Het brandende punt is ook nu nog duidelijk aanwezig, boven de verschrikkelijke pijn uit, die met elke ademhaling erger wordt. Gekweld en met een wanhopige blik in mijn ogen kijk ik Jason aan, die naar de zijkant van het kleine donkere kamertje loopt en een stoel uit de hoek pakt, om die daarna met een schel, krijsend geluid voor me te schuiven. Met een langzame, zware beweging gaat hij zitten. Zodra hij mijn gekwelde blik ziet grijnst hij zelfgenoegzaam en kijkt me doordringend in de ogen.
'Forget it El, ik ga je breken, zo veel pijn doen dat je zelfs je eigen dood niet meer gaat merken boven alle pijn uit.' Er gaat een hevige pijnscheut door mijn lichaam en ik krimp in elkaar, in de hoop zo de pijn te verlichten. Het werkt niet, ik word vanbinnen opgegeten, er breekt vuur uit in mijn maag en mijn armen worden uit mijn lichaam getrokken. Alleen laat ik het niet aan Jason zien. Dat verdient hij niet, hij gaat niet krijgen wat hij wil. Mij breken.
Ik gun het hem niet om te zien hoe het vuur me opvreet, hoe de pijn alles overneemt. Hij mag niet zien dat ik besef dat mijn leven aan een zijden draadje hangt, en dat hij dat draadje in zijn hand houd. Hij mag niet zien wat hij met me doet, hoe gekwetst ik ben. Er gaat een masker over mijn gezicht heen, zo onbreekbaar dat zelfs de dood niet weet wat hij er mee aan moet. Want de dood voor mij is een hij, en hij zit voor me. Ik ben doodsbenauwd, maar ik laat het niet zien. Hij mag niet zien hoe doodsbenauwd ik ben nu hij op een meter afstand zit. Nu de dood recht voor me is, en er zijn geen zijgangen. De dood is de enige optie.
Het schrikt me af. Want ik weet dat het niet rustgevend zal zijn, ik zal opengereten worden, ik zal nog lang bij bewustzijn blijven en mijn laatste tijd hier op aarde zal een werkelijke hel zijn. En zodra ik dood ben... Mijn beeld over de dood is altijd al heel duidelijk geweest. Geen wit licht aan het einde van de gang waar ik naartoe loop, geen diepe zwarte afgrond waar ik voor eeuwig in ga vallen. Geen hemel waar ik niks meer zal voelen van alle pijn en waar ik mijn dode familieleden ontmoet, geen hel waarin ik voor eeuwig word gemarteld in het vagevuur. Niks, ik ga niks meer voelen, me niks meer bewust zijn.
Mensen die een dood beschrijven eindigen vaak met "toen werd het zwart voor mijn ogen". Ik geloof hier niet in, het is totaal onlogisch. Als je doodgaat voel je niet dat je doodgaat, de pijn verdwijnt niet vlak voordat je doodgaat en je zakt niet langzaam weg. Misschien doe je dat wel, maar je merkt er zelf niks meer van, je weet zelf niet wanneer je écht dood bent. Je bent te dood daarvoor.
Het laatste dat ik me bewust zal zijn is de helse pijn die ik voel, daarna niks. En zelfs niks is al te veel, want niks ís iets. De dood is minder dan niks. Het is niet als je ogen sluiten, waarover mensen zeggen dat je "niks" ziet. Je ziet nog zwart, bent je daar ook van bewust. De dood is minder dan niks en dat beangstigt me.
Er zijn nog geen reacties.