Chapter 12
Ik kom aan bij Tarkan. Hij staat voor het raam. ‘Meester, u wilde me spreken.’ Tarkan draait zich om. ‘Ja, dat klopt. We hebben een probleem, Altair. Een heel groot probleem. De tempeliers staan voor de poort.’ ‘Ja, dat heb ik gehoord, meester. Wat wilt u dat ik doe?’ Tarkan gaat zitten. ‘Ik wil weten wat je precies tegen die vriend van je hebt gezegd. Wat heb je hem over ons verteld? Welke geheimen heb je verteld?’ Ik schud mijn hoofd. ‘U denkt dat ik de orde heb verraden! Dat is niet waar! Ik ben geen verrader!’ ‘Dan vertel mij eens, waarom de tempeliers voor de poort staan, en ons willen aanvallen?’ Ik zucht. ‘Ik heb hem niets verteld, meester. Alleen waarom ik bij de orde ben gegaan. Ik heb niks over onze idealen verteld, of over wat dan ook, dat zweer ik op mijn leven.’ Hij kijkt me schamper aan. ‘Is dat zo?’ Ik begin sneller te ademen. ‘Als u me niet gelooft, waarom berooft u me niet van het leven?’ ‘Genoeg!’ Hij gaat staan. ‘We hebben het hier later over. Ik wil dat je die tempeliers uitschakelt. Ga naar de linkertoren. Daar wacht Rafiq. Hij zal je verdere instructies geven.’
Ik kom aan bij Rafiq. ‘Ben jij Rafiq?’ vraag ik hem. Hij knikt. ‘Jij bent vast de novice.’ ‘Ik heb liever dat je me Altair noemt,’ antwoord ik. ‘Ook goed. Volg mij naar boven. Daar zal ik je uitleg geven.’ Hij klimt de trap op. Ik volg hem. Buiten hoor ik geschreeuw. Eindelijk ben ik boven. Ik loop naar Rafiq toe. ‘Goed,’ zegt hij. ‘We gaan dadelijk een sprong der hoop uitvoeren. Enig idee wat het is?’ Ik knik. ‘Ja,’ antwoord ik. ‘Maar hoe voer ik hem uit?’ vraag ik meteen. ‘Simpel. Beneden liggen een paar hooibergen. Dadelijk duik je van die plank af, richting de hooiberg. Als je duikt, moet je draaien. Zorg ervoor dat je op je kont terechtkomt. Niet je rug, of je hoofd, of wat dan ook. Je kont, begrepen?’ Ik knik. ‘Ik begrijp het.’ ‘Mooi zo. Wacht op het teken van Tarkan.’ We lopen naar de planken toe. Ik ga op het uiteinde staan, en kijk naar beneden. Oef, dat is wel hoog. Ik haal even diep adem. Kom op, dit kan ik. Makkelijk zat, toch? Gewoon duiken, draaien, en op je kont landen. Ik kijk naar de tempeliers. Het zijn er een heleboel. Zou Harim er ook bijzitten? Het is te veraf om hem te kunnen onderscheiden van de rest, maar ik kan hem wel horen. Hij staat redelijk vooraan, volgens mij. ‘Tarkan Mualim, kom naar buiten!’ brult de leider. Aan zijn accent te horen is hij Frans. Volgens mij is dat Gaspard de Gargouille. Dat moet wel. Ik zie bij het balkon verschijnen. ‘Waarom deze bestorming, Gaspard?’ vraagt hij. ‘Waarom niet?’ antwoordt Gaspard. Hij laat zijn paard steigeren. ‘Veel te lang hebben we naast elkaar geleefd. Wij, die het geloof verkondigen…Wij vertrouwden jullie! En jullie bedrogen ons, door 5 van mijn beste mannen uit te leveren aan Salahdin, die smerige moslim!’ ‘Je vergeet te vermelden, waarom we ze überhaupt gevangen namen. Zij hadden ook een paar van mijn beste mannen vermoord. Het was nooit mijn intentie geweest om ze aan Salahdin uit te leveren. Ze waren op weg naar het fort, hier in Masyaf. Maar toen kwamen ze soldaten tegen van Salahdin. Om hun eigen leven te beschermen, hebben ze de mannen overgedragen. En ik heb er geen spijt van.’ ‘En ik zal hier geen spijt van hebben. Jullie kunnen je niet eeuwig opsluiten!’ ‘Wij zullen niet voor jou vluchten, Gaspard. Mijn mannen vrezen de dood niet, ze verwelkomen hem met open armen!’ Hij kijkt naar onze richting. Snel kijk ik naar Rafiq. Hij knikt. We nemen een aanloop, en duiken. Ik voel me compleet gewichtsloos. Ik zie de grond naderen, en snel draai ik. Met een mooi boogje land ik in de hooiberg, op mijn kont. ‘Au! Mijn been!’ ‘Sst, stil Ardeth. De tempeliers zijn hier vlakbij.’ Ik kom zachtjes uit mijn hooiberg, en sluip naar de anderen toe. ‘Wat is er gebeurd?’ vraag ik aan Rafiq. ‘Ardeth is op zijn been gevallen. Je moet zonder ons verder gaan. Zie je die toren? Daar zijn boomstammen opgeslagen. Klim naar boven, en hak het slot door. Ze zullen verpulverd worden.’ Ik knik. ‘Ik ga eropaf.’ Ik sluip zo snel mogelijk naar de toren. Snel klim ik naar boven. Eindelijk ben ik boven. Ik kijk naar beneden. Daar zie ik ze staan. Goed, wat moet ik nu doen? Oh ja, het slot doorhakken. Ik heb het slot snel genoeg gevonden. Ik pak mijn zwaard, en hak het door. Ik hoor iets knappen. Dan valt onder me een deel van de torenmuur weg, en honderden boomstammen vallen naar beneden. Veel tempeliers worden verpletterd. ‘Hoe is dit mogelijk?’ hoor ik Gaspard schreeuwen. Ik zie Tarkan lachen. Zou Harim verpletterd worden? Ik kijk naar beneden. Nee, hij zit achterop bij Gaspard. Ze galopperen weg. Nou ja, een groot deel is tenminste al uitgeschakeld. Ik spring naar beneden. Ik kijk naar boven. Ik zie Tarkan staan. Koel kijkt hij me aan. Hij gelooft toch niet echt dat ik ze verraden heb. Ik loop naar de poort toe. Hij is dicht. Ik klop een paar keer. Er gebeurt niks. Dit kun je toch niet menen. Ik loop naar achteren, en kijk naar boven. ‘De poort is nog dicht!’ schreeuw ik naar boven. Tarkan kijkt me nog steeds met dezelfde koele uitdrukking aan. ‘Meester, zeg alstublieft dat ze de poort moeten openmaken.’ ‘Niet zo snel, Altair,’ antwoord Tarkan. ‘Je hebt mijn vertrouwen beschaamd.’ ‘Ik heb u niet verraden, meester! Ik ben onschuldig. Ik had hier niets mee te maken. Ik weet dat het dom was om Harim te vertellen dat ik een assassijn was, maar verder heb ik helemaal niks verteld!’ Tarkan zucht, en draait zich om, mij wanhopig achterlaten.
Er zijn nog geen reacties.