Foto bij Chapter 11

Ik sta voor het bureau van Tarkan. Hij kijkt me aan. Ik zie dat hij niet tevreden is. ‘Altair, ik ben geschokt. Jij bent niet het type om zo uit te vallen.’ Beschamend kijk ik naar mijn voeten, en frunnik wat aan mijn mouw. ‘Het was ook niet mijn bedoeling om aan te vallen, meester. Ik weet niet waarom ik mijn zelfbeheersing verloor. Mijn vader heeft me vaak geslagen, zelfs harder, en dan kon ik gewoon kalm blijven.’ ‘Ik heb het idee dat er meer achter schuilt, Altair. Daarom wil ik dat je morgen met Ibrahim gaat praten. Ibrahim is gespecialiseerd in dat soort dingen. Er zit een woede in je, die ik niet verklaren kan, laat staan weghalen. Om een goede assassijn te worden, moet je je woede onder controle hebben. En begrijp me niet verkeerd, zoiets is moeilijk.’ Ik knik. ‘Ja, meester. Ik begrijp het.’ Tarkan knikt. ‘Mooi zo. Nu over je opdracht. Heb je het pakketje afgeleverd?’ Ik knik. Ik haal de veer uit mijn zak, en leg hem op het bureau. ‘Het is bijna vlekkeloos gegaan, meester.’ Hij bekijkt de veer. ‘Wat bedoel je precies daarmee?’ Ik slik even. ‘Nou. Tijdens de reis was ik verdwaald geraakt, dus ik ben een paar dagen later in Damascus aangekomen.’ Tarkan grinnikt. Ik zucht, en ga verder. ‘Toen bleek dat ik niet zomaar de stad in kon. Met behulp van wat monniken is het toch gelukt. En toen ik opzoek was naar het bureau, ben ik nog een tempelier tegengekomen.’ Tarkan kijkt me aan. ‘Een tempelier? Vertel me daar alles over, Altair. Wat is er gebeurd?’ ‘Nou, ik had de ingang van het bureau ontdekt. Ik moest er alleen nog komen. Ik wilde via een paar houten waspalen oversteken. Alleen ik sprong te ver, en viel naar beneden. En toen stond voor me een tempelier. Hij heeft me vastgepakt. Toen heb ik hem afgeleid, door hem in zijn kruis te trappen, en ben gevlucht. Ik denk niet dat hij ook maar iets van het pakketje afwist. Hij was niet erg slim.’ ‘Nou, dan heb je geluk gehad. De meeste novices overleven het niet.’ ‘Ja. Oh ja, Marik had me bijna gespietst. Maar toen ik hem de veer liet zien, toen was hij een stuk aardiger.’ ‘Goed zo. Daar ben ik tevreden over. Voor nu, zul je een tijdje geen reizen maken. Je zult leren je woede onder controle te houden. Dat betekent dat je in het kasteel moet blijven.’ Ik knik. ‘En hoelang denkt u dat de therapie nodig is?’ ‘Minimaal drie weken, iedere dag een sessie. Je krijgt een andere kamer, in een ander gedeelte van het kasteel. Ook krijg je toegang tot de tuin. Normaal gesproken mogen alleen afgestudeerde assassijnen daar naartoe, maar voor jou maak ik een uitzondering.’ Ik trek mijn kombuis recht. ‘Wat is er eigenlijk zo speciaal aan die tuin?’ Tarkan lacht. ‘Ach, natuurlijk. Je bent er nog niet geweest. Wacht even, ik schrijf even een toegangsbriefje, dan kun je het met je eigen ogen ontdekken.’ Hij doopt zijn ganzenveer in de inkt, en schrijft snel iets op een stuk perkament. Hij geeft me het stuk perkament. ‘Laat dit maar aan de wachten zien.’
Ik kom bij de wachten aan. Ik laat het briefje zien. Ze lezen het. ‘Oké, ga maar naar buiten. Maar gedraag je wel!’ Ik knik, en loop gedwee de tuin in. Ik kijk rond. Het is hier heel rustig, maar ik zie nog niets uitzonderlijks. Langzaam loop ik verder. Het ruikt hier wel lekker, naar bloemen. Heel lenteachtig. ‘Kan ik je ergens mee helpen?’ hoor ik achter me. Ik draai me om. Voor me staat een vrouw. Ze is beeldschoon. Ik begin te blozen. ‘Oh, ehm…Ik…Ik kijk maar wat rond. Let maar niet op mij.’ Ze grinnikt. ‘Oké dan. Dan hoor ik het wel.’ Ze loopt langs me heen. Ik kan het niet helpen. Ik kijk haar na. Gracieus beweegt ze zich door de tuin. Ik slik even, en loop dan verder. Meteen blijf ik weer staan. Er lopen meer vrouwen rond, die minstens zo mooi zijn als haar. Sommigen zijn zelfs knapper. Ze hebben me gezien. Een beetje ongemakkelijk glimlach ik, en zwaai naar ze. Ze kijken elkaar aan, en giechelen. Natuurlijk, Altair. Zet jezelf maar weer voor schut, want daar ben je toch zo goed in! Ik dwing mezelf om verder te lopen. Ik snap waarom dit zo’n gewilde plek is. Zeker met zulke vrouwen. Er komt een vrouw op me aflopen. Ik stop. Onbeschaamd drukt ze haar lichaam tegen het mijne aan. ‘Ben je verdwaald?’ vraagt ze glimlachend. Ik slik even. ‘Eh, ik…’ Ze legt haar vinger op mijn lippen. ‘Zeg maar niet teveel, schatje. Kom, laten we gaan zitten.’ Gedwee volg ik haar naar het bankje. We gaan zitten. ‘Zo, wat is je naam?’ vraagt ze. ‘Mijn naam…Mijn naam is Altair,’ breng ik hakkelend uit. Ze legt haar hand op mijn wang. Ze drukt zachtjes ertegenaan. Mijn gezicht betrekt. Dat is net de wang waar Harim me heeft geslagen. ‘Wat is…Oh, je bent daar helemaal blauw! Arm ding, wat is er gebeurd?’ ‘Een vechtpartijtje, dat een beetje uit de hand liep,’ antwoord ik. Ze kust me zachtjes op mijn wang. Mijn hart klopt in mijn keel. ‘Mevrouw…’ ‘Zeg maar, Amira.’ ‘Ik weet niet of…’ Ze glimlacht, en ik verstom. Ze vleit zich tegen me aan. ‘Ontspan je maar, Altair. Alles komt goed.’ Ze komt op mijn schoot zitten. Allerlei gedachten vliegen door mijn hoofd. ‘Is dit je eerste keer in de tuin, novice?’ vraagt ze. Ik knik. ‘Ja, Amira.’ Ze komt dichterbij, ik kom dichterbij. ‘Altair!’ Ik trek me terug, en draai mijn hoofd richting het geluid. Ik zie een van de wachten staan. ‘De tempeliers vallen ons aan! Tarkan wil dat je onmiddellijk naar zijn bureau komt.’ Amira glijdt van mijn schoot af. Ik sta op. ‘Sorry Amira,’ zeg ik. ‘Een volgende keer, Altair,’ antwoordt ze. Ik knik, en ren naar het bureau.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen