Foto bij 5. Evelynn Dales

Zaterdag 15 Juni 2014 11:03

Eenmaal thuis smeet ik mijn tas neer in de gang, waar ik gelijk al spijt van kreeg aangezien mijn ouders weer vragen zouden gaan stellen. Waarom moest ik altijd opvallen? Die paarse ogen waren al niet te doen, wie kon er nou onopvallend blijven met paarse ogen? En nu dit, waarom moesten er altijd dingen gebeuren die aandacht trokken? Ik had niet flauw moeten vallen om een beetje hoofdpijn, dat deden aanstellers, die wilden aandacht, ik niet.
Ik wilde eigenlijk in een balletje op mijn bed gaan liggen en een boek lezen, maar ik besloot toen dat iedere keer als ik aandacht trok, ik juist het tegenovergestelde ging doen van wat ik wilde, als een soort straf, beginnende vanaf twee uur geleden. Dus trok ik met tegenzin mijn jas weer aan en liep naar buiten, waar de aanblik van mijn fiets me gelijk weer een overvloed aan rare beelden bezorgde. Dit keer schakelde ik ze uit, ik wilde niet zwak zijn. Ik was niet zwak en ik zou het ook niet worden, haastig liep ik langs mijn fiets weg van mijn huis.
Eindelijk onderweg realiseerde ik me dat ik niet wist waar ik naar toe ging, maar gelijk daarna ook dat het me niet veel uitmaakte. Ik liep gewoon door over straat en was blij dat er niemand anders rondliep op dit uur van de dag. Het was namelijk inmiddels bijna lunchtijd. Ik merkte dat de stenen straten, gelijkmatig geplaveid met grote ronde stenen, vertrouwt aanvoelde en mijn voeten voerde me zonder enige problemen mee over de smalle weggetjes. Zo was het niet altijd geweest, toen ik hier net kwam wonen voelde het dorpje onbetrouwbaar aan en de vele kleine straatjes gaven me de kriebels. Nu kende ik het dorpje als geen ander, en het gaf me een veilig gevoel om er doorheen te lopen.
Toch was ik blij toen ik bij de rand van het bos was aangekomen, wat grensde aan de laatste paar huizen. Om het bos stond een hek en het was dan ook verboden om het te betreden, toch stond een groot deel van de huizen eromheen leeg en zo kon je gemakkelijk via de tuin in het bos komen. Het gaf me altijd een goed gevoel om over de hekken te klimmen, alsof ik mijn eigen avontuur aan het creëren was, mijn eigen brug naar Therabithia. Het gaf me een goed gevoel de regels te overtreden en mijn eigen gang te gaan.
In het bos was alles zoals ik het de laatste keer had aangetroffen, het gras kwam tot aan je knieën en hier en daar stond er een boom. Officieel was het dus geen bos, het was een wildernis. Ergens in mijn achterhoofd zat nog steeds hetzelfde wat me had laten flauwvallen en het was ongelofelijk krachtig, het duwde als het ware tegen mijn gedachtes en toen ik het niet meer kon houden liet ik het ter noodzaak toe.
Bijna gelijk voelde ik de wazigheid terug komen, alsof er dons in mijn hoofd zat, zacht maar ontzettend veeleisend. Het was raar om een iets zo sterk te voelen dat ik het niet weg kon stoppen. Mijn hele leven stopte ik dingen die me dwars zaten in kleine hoekjes van mijn hoofd. Hierdoor was het behoorlijk saai geworden, maar zolang niemand mij opmerkte vond ik alles best. Toen de verveling me echter teveel werd begon ik met de verhalen, en het was net alsof ik mijn hele hoofd ermee gevuld had vanaf het moment dat ik begon, je kon het als een verslaving zien, want verhalen zijn veel beter dan de echte wereld. Zelfs als iemand mijn leven zou opschrijven, zou het waarschijnlijk sprookjesachtig klinken, want zo is dat nou eenmaal met verhalen.
Ergens links van me leek een donkere schaduw door het bos te glijden, een schim die me achtervolgde. Ik bleef abrupt staan en toen ik nog een keer keek zag ik enkele een vogel hoog in de takken zitten, verder niets. Ik probeerde me meer op de omgeving te concentreren, rond kijkend om ook maar een glimp op te vangen van de duistere gedaante. Schimmen waren nooit goed, ook niet in verhalen, ze behoorden toe aan duistere wezens en ze deden duistere dingen.
Ik zag niets in mijn omgeving. Het was net zoals op het tennisveld, ik leek dubbel te zien op willekeurige momenten en te struikelen over niet-bestaande voorwerpen. Mijn zicht werd belemmerd door vage vlekken doorzichtige kleur die alles er ongelofelijk fel uit lieten zien, dat had ik op het tennisveld niet gehad. Ik haalde mijn hand door mijn haar en merkte dat het nog steeds in een staart zat. Ik trok het elastiekje eruit en probeerde het met mijn hand een beetje te kammen waarna ik het over mijn schouder sloeg en iets minder aarzelend dan daarvoor naar voren liep.
Voor het vijvertje liet ik mezelf op de grond ploffen, hier was het wel echt een stukje bos want de bomen stonden zo dicht op elkaar dat er in plaats van gras mos groeide en de bodem bezaaid was met bladeren. De vijver had ik kortgeleden ontdekt, toen ik een hond volgde die van huis was weggelopen, hij ging naar het water om te drinken. Ik had nooit wat met dieren gehad maar omdat de hond zo duidelijk niet in deze omgeving thuis hoorde was ik hem gevolgd, dat ging namelijk ook altijd zo in verhalen.
Genietend ging ik achteroverliggen in het mos wat ik een week geleden had blootgesteld door de bladeren van de grond af te vegen om een goede zitplaats te maken. Ik keek naar de lucht, boven me zweefden de vogels rond en bogen de grote lange takken zich over de vijver. Even leek het alsof alles in één keer naar beneden kwam en me tegen de grond duwde. Naast de inmiddels bekende wazigheid voelde ik me nu ineens op een duizelig op een manier die niets te maken had met draaien. Ik ging rechtop zitten en keek in het heldere water van de vijver.
Door de rimpels was mijn spiegelbeeld niet duidelijk te zien, maar wat ik wel kon zien was genoeg om me angst aan te jagen. Mijn ogen leken wel te gloeien. Niet opgloeien of twinkelen door passie, echt gloeien. Zoals bij mensen die gek worden, aan hoge koorts lijden, bezeten zijn. Zou ik ziek zijn? Zouden het allemaal symptomen kunnen zijn van een ziekte?
Ik schudde de gedachten van me af, straks zou ik me zorgen maken om niets. Toch kon ik niet wegkijken van het meisje in het water. Mijn haar krulde over mijn rug doordat ik een staart in had gehad. Ik ergerde me hier aan, mijn haar vond ik beter als het stijl was. Maar misschien stonden krullen wel veel beter bij deze andere ogen. Misschien hield het andere meisje juist veel meer van krullen. Misschien vond ze dat haar paarse ogen veel beter uitgedrukt werden door de schaduwen die ontstonden in de golven van dat meisjes haar.
Ik wendde mijn blik af van de vijver en haalde mijn hand door mijn haar, ik was weer veel te moeilijk aan het nadenken. Nu zul je het hebben, ik was weer een verhaal aan het verzinnen. Het ergste soort: eentje waarin ik nog zou gaan geloven. Gefrustreerd stond ik op en liep met mijn handen in mijn zakken haastig weg van de kleine open plek in het bos. Waarschijnlijk was het een ziekte, misschien dronk ik te weinig. Ik moest altijd overal een verhaal van maken, alles moest spannend en avontuurlijk zijn. Evelynn zag wazig, was er iets mis met haar? Nee hoor; ze ging op avontuur, ze was bezeten door een verborgen kracht, ze onderging een persoonlijkheidsverandering, ze was vergiftigd door aliens.
- - - - - - - - - - - - - -

Door Stage

Reageer (4)

  • DecemberRain

    Ik wil ook paarse ogen boehoe

    1 decennium geleden
  • Azriel

    Oke, en je bent zeker dat je niks van je schrijfkunsten aan mij kunt doneren?

    1 decennium geleden
  • HarrysWife

    oei, vreemd...
    Snel verder <33

    1 decennium geleden
  • Kobyla

    Hmm, strange....
    Snel verder!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen