Hoofdstuk 19
Ik had verwacht dat het zand dat om onze voeten had gespeeld, weinig problemen op zou leveren. Ik had het fout gehad. De afgelopen dagen was het steeds harder gaan waaien en nu stoof het zand overal om ons heen. We konden al nauwelijks meer normaal ademen en we struinden moeizaam door het landschap heen.
Elke keer als al het zand uit mijn ogen was getraand, kwam er meer. Het ergste van al was dat we echt geen idee hadden wanneer het op zou houden. En daarbij waren we al ons gevoel voor richting verloren, omdat we helemaal niets konden zien op meer dan tien centimeter voor ons. Mijn reisgenoten waren niets meer dan schimmen voor me.
Pas na uren ging de storm liggen en uiteindelijk was de wind zo zwak dat het eigenlijk niets meer voorstelde. Maar we zaten nu wel in de problemen: we hadden geen idee meer waar we waren. Het hele landschap bestond uit zand en we waren alle oriëntatiepunten kwijt. We hadden de kaart net zo goed op de kop kunnen houden, dan waren we net zo ver gekomen.
Na een paar uur rondgedwaald te hebben, waren we nog niets verder gekomen. De waarheid was dat we over een landschap met alleen maar zand uitkeken. In de wijde omgeving was er niets anders te zien dan zand.
Ik zuchtte en stond stil. 'Nou, dit heeft geen zin.'
De anderen konden niets anders dan er mee eens zijn. We kwamen er zo niet uit. Er was toch iets wat we konden doen? Iets waardoor we hier niet ons hele leven bleven rondlopen? Ik liet me op de grond zakken en zuchtte. Leona volgde mijn voorbeeld.
'Tijd voor een pauze,' zei ze, om te verbergen dat ze ook niets wist. Ik pakte mijn water en merkte dat het bijna op was. Ik moest het nog maar even bewaren.
We zaten daar voor ongeveer een uur, totdat Leona besliste dat we weer verder moesten. Zij was de enige die het nog niet had opgegeven en dat bewonderde ik. Ik had het idee dat we verloren waren.
'Auw!'Ik landde met mijn gezicht vol in het zand. Chagrijnig veegde ik het uit het gezicht. Ik voelde het zand al tussen mijn tanden knarsen.
Ik krabbelde omhoog en vroeg me af waarover ik had kunnen struikelen.
'Gaat het?' Leona vroeg het meer uit beleefdheid dan uit bezorgdheid.
'Ja, het gaat goed.'
Ik was gestruikeld over een grote steen. Eindelijk een soort van oriëntatiepunt. Voorzichtig haalde ik het zand eromheen weg en ik merkte iets ongewoons op: er stonden letters op de steen. Met wat meer ongeduld haalde ik de rest van het zand weg.
'De rivier. Met een pijl.' Ik fluisterde het zachtjes voor me uit, want op dat moment drong er iets tot me door. Dit handschrift kende ik, zelfs al was het vervormd. Waarschijnlijk met een mes in de steen gekrast. Het was mijn vaders handschrift.
'Wat is er?,' vroeg Leona ongeduldig.
'Er staat wat. Kom kijken.'
Nieuwsgierig verzamelden mijn reisgenoten zich om me heen. Nadat ze de tekst hadden gelezen, begon een hevige discussie tussen Leona en Roelof. Natuurlijk.
Zuchtend stond ik op en staarde in de verte. Dus hier had mijn vader gelopen. Hoe oud zou hij zijn geweest? Wat zou hij hebben meegemaakt op deze plaats? Het was alsof hij een boodschap voor me achterliet hier. Alsof hij me hier redde. Maar dat kon niet. Hij was dood.
'Xandria?'
Ik draaide me weer naar Leona. 'Wat is er?'
'Toen je struikelde, heeft de steen toen gedraaid?'
'Nee, hij zat te ver in het zand.'
En toen ging de discussie weer door. Ze hadden me maar heel even nodig gehad. Ik voelde me ineens zo alleen. Mijn vader was er niet meer, Breyan was onvindbaar en ik stond hier te staren in het niets. De stemmen van de ruziënde broer en zus verdwenen langzaam toen ik verder van ze af liep. Ik wilde dat alles weer normaal was. Ik wilde dat mijn vader nog leefde en dat we nog in ons naamloze dorpje woonden. Ik wilde dat avonturen iets waren uit verhalen, iets voor later. Ik wilde bij het haardvuur zitten met hem, niet hier zijn. Ik hoorde hier niet thuis.
'Xandria?'
Het was Kasandra. Ik keek naar haar en glimlachte verdrietig.
'Wat is er?'
'Dat handschrift is van mijn vader. Hij is hier geweest.'
Ze zweeg. 'We gaan die kant op. We volgen de pijl. Oké?'
Ik knikte. Het maakte me nu even niet meer uit.
'Je vader heeft ons gered, weet je dat?'
'Wat bedoel je?'
'Je weet het best. Ons water is bijna op. Ik geloof dat hij nog voor je zorgt.' Kasandra klonk oprecht.
'Ach, hij is dood en dit was gewoon toeval. Daar geloof ik niet in.'
Maar toch voelde het alsof er iemand was die over me waakte. Of dat mijn vader nu was of iemand anders, we waren gered en ik had weer hoop.
En toen was de vakantie voorbij. Dat ging snel...Ik had heel veel willen schrijven, maar ik ben er niet aan toegekomen. Door werk en familie-uitjes die alle aandacht opeisten. En toen was er ook nog de nodige drama bij mijn vrienden. In elk geval: sorry dat ik niet meer geschreven heb. Ik hoop dat jullie dit hoofdstukje leuk vinden!
Reageer (1)
Go Xandria's vader!
1 decennium geledenMaarja, goed dat ze gered zijn
Snel verder!
En ik weet, ik heb ook echt weinig in m'n vakantie geschreven....