Week 2
Deze week had ik als eerste intervisieles waar ik de afgelopen week
een casus voor ingeleverd heb van mijn stage. Ik ben deze les onder
andere voorzitter geweest. Ik heb deze les geen casus besproken.
Na de intervisie heb ik het hoorcollege agogiek in de bieb gevolgd. De
reden dat ik niet bij het college zelf aanwezig was, was zodat ik eerder
weg zou kunnen om de opvoeder op te halen voor het gesprek dat ik
daarna had. Bij het hoorcollege agogiek heb ik enkele aantekeningen
gemaakt. Ik heb het hoorcollege gelukkig helemaal af kunnen kijken.
Na het hoorcollege ben ik richting het station gelopen om de opvoeder
op te halen. Ik vroeg hem waar hij het liefste het gesprek wilde voeren
en hij gaf aan dat hij het wel fijn zou vinden om het in een lokaaltje in de
bieb te doen. Hier heb ik dan ook het gesprek gevoerd. Ik heb het gesprek
gelijk opgenomen zodat ik het zou kunnen gebruiken voor mijn
vaardigheidstoets van methodiek-generiek. Met dit gesprek heb ik
geprobeerd een beeld te krijgen van de situatie en de opvoedvraag van de
opvoeder. Voor mij was het beeld toch nog niet helemaal helder dus ik heb
met hem afgesproken nog een keer bij elkaar te komen voor een vervolg-
gesprek. Dinsdag hadden wij het hoorcollege over de jeugdwet. Hier heb ik
heel veel aantekeningen gemaakt en hier heb ik me ook voorgenomen om
dit voortaan zo te blijven doen voor in mijn showcase. Na het hoorcollege
heb ik het OT voorbereid en ben ik verder aan de slag gegaan met mijn
showcase. Hier ben ik echter niet zo heel lang mee beziggeweest,
aangezien ik nog niet echt wist wat ik er in wilde zetten. Na het OZ had ik
OT, daar was ik voorzitter. Ik vond het best lastig om meteen al voorzitter te
zijn omdat ik altijd tijd nodig heb aan een nieuwe klas te wennen en ook om
de opdracht helder te krijgen. Voor het OT had ik de volgende vragen gesteld:
Algemeen:
1. Hoe kan ik het beste in contact komen met het publieke domein van het kind of de opvoeder?
2. Hoe kom ik achter de 7 leefgebieden van het kind als de opvoeder de leefwereld van de leerling niet kent?
3. Mijn opvoeder wil meer gezag hebben over zijn leerlingen. Hij vertelde dat zijn leerlingen hem continue tegenwerken. Als voorbeeld gaf hij dat een leerling nooit zijn rotzooi opruimt na het spelen en dat hij op elke mogelijke manier dit weigert te doen. Zou "hoe kan ik ervoor zorgen dat de leerling zijn troep opruimt na het spelen" een goede, specifieke opvoedvraag kunnen zijn - ondanks de opvoeder dit in eerste instantie niet als hulpvraag benoemde?
Hoorcolleges:
1. Hoe kun je de probleemdefinitie van de sociologie toepassen op de opvoedvraag? (Sociologie)
2. Hoe kun je de normen en waarden van de opvoeder het beste achterhalen en omschrijven? (Agogiek)
3. Is het belangrijk de gradatie van de opvoedvraag te benoemen? Gewone opvoedvraag, gerichte opvoedvraag, opvoedingsspanning, enz. (Agogiek)
Alleen de algemene vragen hebben we behandeld tijdens het OT, wegens
mogelijke tijdnood. Tijdens dit OT werd duidelijk dat mijn opvoeder en opvoed-
vraag waarschijnlijk niet geschikt is voor de opdracht. Hij ken de leerling niet
goed genoeg en de opvoedvraag is eerder didactisch dan pedagogisch. Ik heb
dus besloten om op zoek te gaan naar een nieuwe opvoeder. Ik moet zeggen dat
me dit wel heel veel stress oplevert, omdat ik nu niet zo goed weet wie ik dan wel
moet nemen, maar ik heb me voorgenomen om mijn buurvrouw te proberen. Zij
heeft een zoontje en een dochtertje waar ze mogelijk opvoedvragen over heeft.
Woensdag ben ik wederom naar stage gegaan. Donderdag heb ik het hoorcollege
filosofie gevolgd en daar aantekeningen bij gemaakt. Daarna heb ik het OT
voorbereid. Ik had daar de volgende vragen gesteld:
1. Hoezo is de maatschappij zich met het opvoeden gaan bemoeien?
2. Hoe kun je bepalen welke netwerken van wie bruikbaar zijn (voor de opvoedvraag)?
3. Wanneer je iets voor een ander doet, omdat hij jou dan ook een keer uit de nood kan helpen wanneer je het nodig hebt - welke ethische stroming is dat?
Op de eerste vraag was het antwoord vooral dat het kwam doordat het geloof
wegviel. Ook de opkomst van media als de televisie en de radio hebben ervoor
gezorgd dat er meer mogelijkheid is gekomen om opvoeden met elkaar te
vergelijken en bepaalde methoden te verspreiden. Het bepalen welke netwerken
bruikbaar zijn kan vooral door in gesprek te gaan. Je zult dan waarschijnlijk
vanzelf wel aanvoelen of het goede of minder goede netwerken zijn. Het moet
vooral door de opvoeder aangegeven worden. De stroming beschreven in vraag 3
is het egoïsme maar het kan ook belicht worden vanuit de Kantiaanse stroming. Je
gaat dan kijken wat de wil is van de rest van de mensen en aan de hand daarvan kun
je bepalen of iets goed is of niet. In dit geval is het geen goede reden dus zal het
waarschijnlijk vanuit die stroming als immoreel beschouwd worden. Vrijdag heb ik
thuis het hoorcollege van recht gekeken. Hier heb ik geen aantekeningen bij
gemaakt omdat dit niet handig was met de livestream - het geluid stopte als ik
overschakelde naar Word. Ik heb daarna allerlei mails gestuurd om op stage te
kunnen regelen dat ik mijn observatie en activiteit in een les kan doen en ik heb
met mijn nieuwe opvoeder, de buurvrouw, gepraat om een afspraak te maken voor
het eerste gesprek. Dit gesprek zal maandag plaatsvinden.
Er zijn nog geen reacties.