.
Laatst droomde ik dat ik midden in het bos iets opgroef. Ik voelde mijn hart in mijn keel kloppen. Ik had haast. Het zweet druppelde langs mijn voorhoofd.
Ik volgde de druppels op mijn gevoel. Ik zag dat ze op een kist druppelden. Blijkbaar heb ik dat opgegraven, want ik zag dat mijn handen en nagels onder het zwartbruine zand zaten. Veel tijd om daarover te treuzelen had ik niet. Ik was namelijk zenuwachtig. Ik moest die kist openen.
Het is zo dat ik leek te weten wat er in zat, maar toch weer geen idee had wat het was. Volg je me nog? Dat is begrijpelijk. Ik begrijp het zelf ook maar half.
Ik opende de kist en zag iets verschrikkelijks. Mijn maag kromp ineen. Wat ik zag was namelijk het afgehakte hoofd van HAAR.
Mijn vriendin, mijn familie. Ik hield het hoofd vast bij haar haren en keek recht in haar ogen, alsof ze elk moment tot leven kon komen.
Met angstige ogen keek ik om me heen, door het bos. In de hoop dat niemand me had gezien. Ik was midden in het bos, niemand die er dan is, maar ik heb een gevoel. Een knagend gevoel in mijn maag. Ik voelde de ogen in mijn rug branden. Ik durfde me niet om te draaien. Zou ik het doen. Ik moest het doen!
Mijn handen begonnen te jeuken uit zenuwachtigheid.
Langzaam draaide ik me om en wat ik zag, dat zal ik nooit vergeten.
“Jij….” Zei ik met een bibberende stem, voordat alles zwart werd.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen